|   print

The prevalence of asthma and allergy increases: a world-wide problem
[ Het voorkomen van astma en allergie stijgt: een wereld-wijd probleem ]
 
Steerenberg PA, van Loveren H, Vandebriel RJ, Vos JG, Opperhuizen A, van Amsterdam JGC

30 p in English   2000

RIVM Rapport 640250004
download pdf (139Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
The present report reviews the actual prevalence of allergic diseases and outlines that allergy is an important risk factor for asthma. Hypersensitivity to allergens, in particular house dust mite, is associated with an increased risk for later development of asthma. In addition, the report gives an overview of the various determinants of atopic diseases, such as genetic, environmental and lifestyle factors. Finally, a number of biomarkers is presented which can be applied to further investigate in epidemiological studies the incidence of established atopic diseases. Over the past 20 to 30 years the prevalence of asthma has increased by some 50% every ten years. In the same period the prevalence of hay fever has increased rapidly. Genetics play an important role in atopy, considering that the risk to be atopic is 50% if one parent is atopic and 60% when both parents are atopic. Environmental and lifestyle factors such as childhood infections and exposure to air pollution, may be partially responsible for the observed increase in the prevalence of allergic disease. In the Netherlands, the increase in the prevalence of asthma in children and adults seems to be similar compared to other Western European countries, by which the prevalence of allergy to aeroallergens in children aged 7 to 12 years has recently been shown to be increased to 30%. Environmental and lifestyle factors are in principle subject to intervention, but it is important to predict in the early stage of its life that a child is prone to become hypersensitive, because preventive measures are less efficient after sensitisation has become apparent. This clearly illustrates the urgent need for markers that reliably predict a high risk for future sensitisation in young children. Recently, we concluded from a cross-sectional epidemiological study that a relatively high level of exhaled NO at young age might be a suitable predictor of an increased risk to develop allergy later in life. This observation needs confirmation in a longitudinal epidemiological study.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Het rapport geeft een overzicht van de actuele prevalentie van allergische aandoeningen en laat zien dat allergie een belangrijke risicofactor is van astma. Overgevoeligheid voor allergenen, in het bijzonder huisstofmijt, is geassocieerd met een verhoogd risico voor de latere ontwikkeling van astma. Daarnaast geeft het rapport een overzicht van de verschillende determinanten van atopische ziektebeelden, zoals genetische, omgevings- en leefstijl factoren. Tot slot wordt een aantal biomarkers gepresenteerd, die gebruikt kunnen worden de incidentie van reeds ontwikkelde atopische ziektes verder te onderzoeken in epidemiologische studies. De afgelopen 20 tot 30 jaar is de prevalentie van astma met ongeveer 50% per tien jaar toegenomen. In dezelfde periode nam de prevalentie van hooikoorts eveneens snel toe. De genetische achtergrond speelt een belangrijke rol bij atopie, aangezien het risico om atopisch te zijn 50% is als een van de ouders atopisch is, en 60% indien beide ouders atopisch zijn. Omgevings- en leefstijlfactoren, zoals infecties op jonge leeftijd en blootstelling aan luchtverontreiniging kunnen gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor de waargenomen stijging in de prevalentie van allergische aandoeningen. In Nederland is de prevalentie en de incidentie voor astma in kinderen en volwassenen ongeveer gelijk met andere westerse Europese landen, waarbij de prevalentie van allergie voor luchtwegallergenen in kinderen tussen 7 en 12 jaar inmiddels is gestegen naar 30%. Op omgevings- en leefstijlfactoren zijn in principe interventies te plegen. Het is echter van belang om de aanleg van een kind om overgevoelig te worden in de vroege fase van zijn of haar leven te voorspellen, omdat preventieve maatregelen minder effectief zijn nadat de sensibilisatie reeds is opgetreden. Dit illustreert duidelijk de hoge behoefte aan 'markers', die het hoge risico op toekomstige sensibilisatie in jonge kinderen op betrouwbare wijze kunnen voorspellen. Onlangs kwamen we naar aanleiding van resultaten uit een cross-sectionele epidemiologische studie tot de conclusie, dat een relatief hoge concentratie aan uitgeademd NO op jonge leeftijd van voorspellende waarde zou kunnen zijn voor een risico voor allergie op latere leeftijd. Deze waarneming dient te worden bevestigd in een longitudinale epidemiologische studie.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 2000-08-20 )