|   print

[  ]
 
Termorshuizen F ; Garssen J ; Maas JJ ; Goettsch WG ; Matthijsen J ; Houweling H ; Loveren H van

52 p in Dutch   1999

Toon Nederlands

English Abstract
To assess the effect of environmental and day-to-day exposure to UVB on the human immune system a two-year retrospective questionnaire on exposure to sunlight and artificial UV sources was held among the HIV-infected participants of the cohort study for homosexual men of the Municipal Health Service in Amsterdam. The selfreported data on exposure (the number of hours, dress, activity, country, season) during holidays, occupation and leisure time were used to estimate the individual exposure. This report presents the results of the questionnaire. In a future study we will examine whether a higher exposure to UVB is associated with a less favourable disease progression from HIV to AIDS. In total, 73 participants filled out the questionnaire and reported 191 holiday periods in the two preceding years, of which 89 in sunny countries between 400N and 250S. Although the greatest number (70%) of hours exposed concerned exposure during leisure activities, the percentage decreased in favour of the exposure during holidays, after weighting the hours exposed for the effect of latitude, and season and dress, and activity on the UVB dose. Furthermore, during holiday periods the highest mean number of hours exposed per day was observed. Including the effect of latitude and season in the estimation of the individual UVB exposure hardly modified the classification of participants with respect to their exposure. This was in contrast to the inclusion of the effect of dress and activity. A clear correlation between exposure to UVB as assessed on the basis of this questionnaire and the reporting of sunburn was also shown. Sunscreen use was shown to modify this correlation. No relationship between exposure to UVB and the recurrence of labial herpes simplex could be established. By checking the answers given to comparable questions it was revealed that participants were often not able to give consistent information on their exposure. We conclude that this two-year retrospective questionnaire is not enough to obtain a precise and valid estimation of the individual exposure to UVB. Because holiday periods are associated with a high exposure per day, they may be very important for establishing the effect of UVB on the human immune system. The modification of the classification of the participants with respect to exposure after including the effect of dress and activity may indicate that taking these behavioural characteristics into account is a requirement for a valid estimate of exposure. However, the weakening of the relationship between exposure and the reporting of sunburn after inclusion of this effect suggests that some error was introduced. This may even have caused a decrease in the validity of the estimate. We suggest that a prospective study, in which participants are followed under close supervision, allow a more accurate estimation of the individual exposure to UVB.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Met het doel om een effect vast te stellen van alledaagse niet-experimentele blootstelling aan UVB op het immuunsysteem is een twee jaar retrospectieve vragenlijst betreffende blootstelling aan zonlicht en gebruik van zonnebank afgenomen bij de HIV-genfecteerde deelnemers van de cohortstudie onder homoseksuele mannen van de GG&GD in Amsterdam. De zelf-gerapporteerde gegevens (aantal uur, kleding, activiteit, land en seizoen) gedurende vakanties, beroep en vrije tijd maken een schatting van de individuele blootstelling mogelijk. In dit rapport worden de resultaten van de vragenlijst gepresenteerd. In een toekomstig artikel/ rapport worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar het verband tussen expositie aan UVB en het ziektebeloop van HIV naar AIDS. Dit zal dan een van de eerste epidemiologische studies zijn naar het effect van alledaagse blootstelling aan UVB op het immuunsysteem. In totaal hebben 73 deelnemers de vragenlijst ingevuld. Zij rapporteerden 191 vakantieperiodes, waarvan 89 in zonnige landen tussen 400 Noorder- and 250 Zuiderbreedte. Alhoewel het grootste aantal van de gerapporteerde uren blootgesteld (70%) blootstelling in de vrije tijd betrof, nam dit aandeel af ten gunste van blootstelling in de vakantieperiodes na weging van deze uren voor het effect van breedtegraad & seizoen en kleding & activiteit op de dosis UVB. Verder werd in de vakantieperiodes de hoogste gemiddelde blootstelling per dag gezien. Het betrekken van het effect van breedtegraad & seizoen in de schatting van de individuele blootstelling had nauwelijks invloed op de classificatie van deelnemers met betrekking tot hun blootstelling. Dit was in tegenstelling tot het betrekken van het effect van kleding & activiteit. Een duidelijke correlatie tussen de blootstelling aan UVB en de rapportage van zonverbranding kon worden vastgesteld. Deze correlatie was zwakker binnen de groep deelnemers die rapporteerden vaak zonnebrand-creme te gebruiken. Geen correlatie tussen blootstelling en de rapportage van een episode van labiale herpes simplex (koortsblaasjes) kon worden vastgesteld. Uit vergelijking van antwoorden gegeven op vergelijkbare vragen bleek dat deelnemers dikwijls niet in staat zijn consistente informatie betreffende hun blootstelling aan zonlicht en gebruik van zonnebank te verschaffen. Wij concluderen dat deze twee jaar retrospectieve vragenlijst niet toereikend is om tot een valide en precieze schatting van de individuele blootstelling te komen. Echter, we mogen aannemen dat herinnering van vakantieperiodes zowel met betrekking tot het seizoen als het land van bestemming redelijk goed mogelijk is. Deze kortdurende periodes met een hoge blootstelling zijn waarschijnlijk zeer belangrijk voor de vaststelling van het effect van UVB op het immuunsysteem. De duidelijke verandering van de classificatie van de deelnemers met betrekking tot hun expositie door het effect van kleding & activiteit in de individuele expositie-schatting te betrekken kan erop wijzen dat het betrekken van deze gedragskarakteristieken van groot belang is voor een valide meting van de expositie. Echter, het afzwakken van de correlatie tussen blootstelling en het rapporteren van zonverbranding suggereert dat een zekere mate van onzekerheid en misclassificatie werd gentroduceerd door het betrekken van dit effect. Dit kan ook geleid hebben tot een vermindering van de validiteit van de expositie-schatting. We kunnen ervan uitgaan dat een prospectieve studie, in welke deelnemers gevolgd worden onder intensieve begeleiding, een betere schatting van de individuele blootstelling mogelijk maakt

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl

( 1999-02-01 )