English Abstract Particulate Matter (PM) in ambient air has consistently
and coherently been associated with serious human health effects. The new
EU air quality standards have, for the Dutch government, led to a number of
questions concerning current levels, particle size and chemical composition
of PM in the Netherlands, along with the sources influencing the Dutch
ambient PM levels. In 1998 and 1999 measurements were performed at six
sites in the Netherlands .We measured PM10, its fine and coarse fractions,
the secondary inorganic aerosols, elemental and organic carbon, tracers for
sea salt and the elemental composition of aerosol. One conclusion of this
study is that there is no significant difference between measured PM10
concentrations and modelled PM10 concentrations in combination with the
contribution of natural sources. The average fraction of model estimates
and measured concentrations is 0.94 or 0.91 (depending on the correction
factors). Taking the uncertainty in the various estimates into account, we
found a 1-s confidence limit of +- 0.20 for the fraction . After combining
model calculations and results from this study to get an impression of what
abatement could achieve, we found the maximum level of PM10 that can be
influenced by domestic abatement measures within the Netherlands to be
highly variable: from to 6 to 18 ug/m3. The maximum level of PM10 that can
be influenced by foreign abatement measures (EU) varies from 10 to 15 ug/m3.
The PM10 in the Netherlands from a natural origin is estimated at between 7
and 9 ug/m3. All these figures are indicative.
Rapport in het kort
Fijn stof in de buitenlucht met een diameter kleiner
dan 10 um (PM10) blijkt op een consistente wijze geassocieerd te zijn met
ernstige humane gezondheidseffecten. Dergelijke gezondheidseffecten zijn
over de hele wereld gevonden, inclusief in Nederland. Dit was voor de
Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) reden om fijn stof op te nemen in de
"Air Quality Guidelines". De Europese Unie wijdde een aparte
dochter-richtlijn aan fijn stof (1999/30/EC, onderdeel van de kaderrichtlijn
luchtkwaliteit 96/62/EC). Voor de EU is dit een dubbele norm geworden met
een jaargemiddelde waarde van 40 ug/m3 en een dagelijks gemiddelde van 50
ug/m3 met 35 toegestane overschrijdingen per jaar (het 90-percentiel van de
daggemiddelde waarden) beide in 2005. De indicatieve waarden voor 2010 zijn
20 ug/m3 als jaargemiddelde met 7 toegestane overschrijdingen voor het
daggemiddelde van 50 ug/m3. Voor de Nederlandse overheid leidden de nieuwe
luchtkwaliteitsnormen tot een aantal vragen over de huidige niveaus van fijn
stof, de deeltjesgrootte-verdeling, chemische samenstelling, en de bijdragen
van natuurlijke en antropogene bronnen (zowel lokale als buitenlandse) aan
de huidige PM-niveaus in Nederland. Meer in het bijzonder zou het in het
verleden gevonden "gat "van 50% tussen modellen en metingen beter verklaard
en zo mogelijk verkleind moeten worden. De ratio tussen metingen en
modellen (waarbij alleen het antropogene deel van de bronnen is meegenomen)
bedroeg in 1995 slechts 0,50. Dit rapport gaat in op de bovenstaande
vragen. Op zes plaatsen in Nederland zijn gedurende de jaren 1998 en 1999
een groot aantal metingen uitgevoerd. We hebben naast PM10 ook de fijne
fractie (PM2.5) gemeten en de grove fractie (PM10 - PM2.5). Verder zijn de
concentraties van secundaire anorganische zouten: ammonium, nitraat en
sulfaat; elementair koolstof en organisch koolstof, natrium en chloride als
tracers voor zeezout en 16 verschillende chemische elementen bepaald. Ook
werden er nog bronprofielen verzameld van wegverkeer in de IJ-tunnel in
Amsterdam. De kwaliteitscontrole op het veldwerk werd uitgevoerd door
OMEGAM. De kwaliteitscontrole op de filtermetingen werd uitgevoerd door het
RIVM. Een van de conclusies van deze studie is dat er geen significant
verschil bestaat tussen gemeten PM10-concentraties en gemodelleerde
PM10-concentraties in combinatie met de bijdrage van natuurlijke bronnen.
De gemiddelde ratio van de gemodelleerde versus gemeten concentraties
bedraagt 0,94 (bij een uniforme correctiefactor voor de
FAG-meetinstrumenten) of 0,91 (bij een locatie-specifieke correctiefactor).
Wanneer ook rekening gehouden wordt met de verschillende onzekerheden,
bedraagt 1 keer de standaardafwijking van de bovengenoemde ratio 0,20.
Daaruit concluderen we dat het 'gat' tussen metingen en modellen adequaat is
gesloten. Aan de hand van de berekeningen met OPS/SIGMA en de resultaten
van deze studie hebben we ons een indruk kunnen vormen van datgene wat met
behulp van maatregelen te verbeteren zou zijn aan de concentraties van fijn
stof. We vonden daarbij dat het maximale deel van PM10 dat door
binnenlandse maatregelen te beinvloeden zou zijn in Nederland, variabel is:
6 tot 18 ug/m3. Het maximale deel dat door buitenlandse maatregelen (EU) te
beinvloeden is, varieert van 10 tot 15 ug/m3. Jaargemiddeld is ongeveer 7
tot 9 ug/m3 van het fijn stof in Nederland van natuurlijke oorsprong. Deze
cijfers zijn indicatief: ze kunnen van jaar tot jaar varieren ten gevolge
van meteorologische condities.