|   print

Extrapolation factors to be used in case of small samples of toxicity data (with a special focus on LD50 values for birds and mammals)
[ Extrapolatiefactoren voor kleine steekproeven van toxiciteitsgegevens (uitgewerkt voor LD50 waarden van vogels en zoogdieren) ]
 
Luttik R, Aldenberg T

67 p in English   1995

RIVM Rapport 679102029
download pdf (2483Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
For the evaluation of the possible environmental hazard/risk for birds and mammals of the use of an agricultural pesticide normally the lowest available LD50 is used. Especially in the case of only one or two LD50s an underestimation of the potential hazard/risk can be a real possibility, because there could be uncertainty that these tested animals represent the most sensitive species. An approach towards extrapolating laboratory toxicity data to acceptable concentrations in the field is to estimate the HC5, the Hazardous Concentrations for 5% of the species (Kooijman 1987, Van Straalen & Denneman 1989, Wagner & Lokke 1990 and Aldenberg & Slob 1994). Although this method formally works for n=2 to infinity, in practice it is applied for n=4 to infinity, only. However, when only one NOEC is available, the method cannot be applied. In this report, a proposal is made to estimate an analogous HD5 (Hazardous Dose) for LD50 data and to estimate the standard deviation from other LD50 data sets than the toxic substance at hand in case of small samples (especially those smaller than 4). The safety factors to be applied to the geometric mean of the LD50s for a median estimate of the HD5 of birds and mammals are 5.7 and 3.8, respectively. The SFs for the 95% confidence limit of the HD5 of birds for n= 1, 2 and 3 are 33, 20 and 16, respectively. For mammals these SFs are 15, 10 and 8.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Voor de inschatting van het mogelijke risico voor vogels en zoogdieren bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw wordt in het algemeen uitgegaan van de laagste beschikbare LD50. Speciaal in het geval van slechts 1 of 2 LD50-waarden is de kans op onderschatting van het mogelijke risico niet denkbeeldig, omdat men nooit zeker kan zijn of de geteste soorten bij benadering een van de gevoelige soorten vertegenwoordigen. Een methode om laboratoriumgegevens te extrapoleren naar een acceptabele concentratie voor een risicoschatting is de HC5-waarde, de Hazardous Concentration voor 5% van de soorten, te berekenen (Kooijman 1987, Van Straalen & Denneman 1989, Wagner & Lokke 1990 en Aldenberg & Slob 1994). Deze methode berekent uit een set van 'n' laboratorium toxiciteitsgegevens het gemiddelde en de standaard afwijking van de log getransformeerde NOEC concentraties. Alhoewel deze methode in principe geschikt is voor n = 2 tot oneindig, wordt de methode in de praktijk toegepast voor n = 4 tot oneindig. De methode kan echter in geen geval gebruikt worden indien er slechts een NOEC voorhanden is. In dit rapport stellen we voor een HD5-waarde (Hazardous Dose) uit LD50's te berekenen op dezelfde manier als een HC5-waarde uit NOEC's. Daarnaast schatten we een standaard afwijking uit LD50-datasets met informatie voor tenminste 4 soorten per stof, die gebruikt kan worden bij stoffen waarvoor minder informatie beschikbaar is. De veiligheidsfactoren voor de HD5(50) waarden voor LD50's van vogels en zoogdieren zijn 5,7 en 3,8. De HD5(95) voor vogels voor n = 1, 2 en 3, zijn respectievelijk 33, 20 en 16 en voor zoogdieren 15, 10 en 8.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 1995-11-30 )