|   print

De uitspoeling van het stikstofoverschot naar grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven
[ Leaching of nitrogen surplus to groundwater and surface waters on farms ]
 
Fraters B, Boumans LJM, van Leeuwen TC, Reijs JW

83 p in Dutch   2007

RIVM rapport 680716002
download pdf (1233Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
In this study the degree of leaching of the nitrogen surplus to groundwater and surface waters is calculated per soil type for arable land and grassland. Leaching differs between soil types and forms of land use. For arable land on well drained sandy soils about 90% of the nitrogen surplus leaches from the root zone. For grassland on peat soils this is only 5%.
A nitrogen surplus is the remainder of nitrogen supply, for example via artificial fertiliser and manure, and nitrogen removal, for example via harvest of crops. Of the three soil types considered leaching of nitrogen decreases in the order: sand - clay - peat. For sandy soils leaching is largest for well drained soils with relatively deep groundwater levels and smallest for poor drained soils with shallow groundwater. In addition leaching is larger for arable land than for grassland.
This data is of importance to prevent too much leaching of nitrogen to groundwater and surface waters due to fertilisation. The Nitrates Directive obliges all Member States to prevent this. The Netherlands have developed a system of nitrogen use standards that limits both total nitrogen use and nitrogen use via animal manure. For arable and horticultural crops grown on sandy soils or loess nitrogen use standards are not yet available for 2008 and 2009.
This data will be used by an official working group to derive environmentally safe use standards for total nitrogen use and use of animal manure nitrogen. For this study data is used collected by the National Mineral Policy Monitoring Programme (LMM) of RIVM and LEI.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
In deze studie is per grondsoort berekend in welke mate een stikstofoverschot bij bouwland en grasland uitspoelt naar het grond- en oppervlaktewater. De uitspoeling verschilt namelijk tussen grondsoorten en vormen van bodemgebruik. Bij bouwland op droge zandgrond spoelt negentig procent van het stikstofoverschot uit. Bij grasland op veengrond is dat slechts vijf procent.
Een stikstofoverschot is het verschil tussen de aanvoer van stikstof, bijvoorbeeld via kunstmest en dierlijke mest, en de afvoer van stikstof, bijvoorbeeld bij de oogst van gewas. Van de drie grondsoorten, die in deze studie zijn onderzocht, neemt de uitspoeling af in de volgorde: zand - klei - veen. Bij de zandgronden is de uitspoeling het grootst bij droge gronden en het laagst bij natte gronden. De uitspoeling is bovendien bij bouwland groter dan bij grasland.
Deze gegevens zijn belangrijk om te voorkomen dat door bemesting te veel stikstof uitspoelt naar grond- en oppervlaktewater. Volgens de Nitraatrichtlijn zijn alle lidstaten van de Europese Unie verplicht dit te voorkomen. Nederland heeft een stelsel van stikstofgebruiksnormen ontwikkeld waarmee zowel de totale stikstofbemesting als de stikstofbemesting met dierlijke mest wordt gereguleerd. Voor de akker- en tuinbouwgewassen op zand- en lossgrond zijn voor de jaren 2008 en 2009 nog geen stikstofgebruiksnormen vastgesteld.
Deze informatie zal door de Werkgroep Onderbouwing Gebruiksnormen worden gebruikt bij de afleiding van milieuverantwoorde gebruiksnormen voor het totale stikstofgebruik en het stikstofgebruik met dierlijke mest. Voor de studie zijn meetgegevens gebruik van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) van het RIVM en het LEI.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM LEI
( 2007-12-07 )