English Abstract Knowledge about the geochemistry of Dutch soils has
increased by the release of recent data. This knowledge is of importance
for the risk assessment of so called heavy metals. These metals have partly
a natural origin but are often increased by human activity. Using empirical
relations it is possible to estimate the natural background of these metals.
Subsequently, the anthropogenic enrichment can be estimated as well. The
relations can be used as premise for the so called 'soil type
standardisation' (in Dutch: bodemtypecorrectie), a Dutch method to
standardise environmental soil quality criteria between different soil types
based on the clay and organic matter fraction of a soil sample.
The empirical relations are limited to the heavy metals, arsenic and
antimony. They are based on the clay mineralogy. Despite common believe,
it is shown that the organic matter content is not directly related to the
variability of natural metal concentrations. In theory it is possible to
obtain empirical relationships for natural occuring organic contaminants
like polycyclic hydrocarbons, but due to lack of data these relations could
not be achieved within this study. In this report the principles and
methods of the empirical relations are explained. It is also demonstrated
how the empirical relations can be used for risk assessment of metals and
metaloids in soils and how they can be applied as soil type
standardisation.
Rapport in het kort
Door recente data is de kennis over de chemie van de
Nederlandse bodem flink toegenomen. Deze kennis is van belang bij het
beoordelen van risico's van onder andere aanwezige zware metalen. Deze
zware metalen komen deels van nature voor in de bodem maar zij zijn ook het
gevolg van menselijk handelen. Door het afleiden van rekenkundige relaties
is het mogelijk om het natuurlijke aandeel van de metalen te schatten.
Daarnaast kan ingeschat worden welke invloed de mens heeft gehad op de
toename van de concentraties. Deze relaties kunnen ook gebruikt worden als
basis voor een zogenaamde 'bodemtypecorrectie', een methode uit de
Nederlandse bodempraktijk om bodemconcentraties en bodemnormen te
standaardiseren op basis van het gehalte aan klei en organische stof in een
bodemmonster.
De afgeleide relaties beperken zich tot de zware metalen, arseen en
antimoon. Zij zijn gebaseerd op de relatie met de kleimineralogie. Ondanks
wat tot nu toe werd aangenomen, heeft het gehalte aan organische stof geen
invloed op de variatie van de natuurlijke concentraties van metalen. Voor
organische stoffen zoals polycyclische aromaten kunnen ook relaties afgeleid
worden maar dit is niet uitgevoerd wegens het ontbreken van data. In deze
studie worden het principe en de methodiek achter de rekenkundige relaties
uitgelegd. Daarnaast wordt uitgelegd welke rol deze relaties kunnen spelen
voor het berekenen van de risico's van stoffen in de bodem en hoe deze
kunnen worden toegepast als bodemtypecorrectie.