English Abstract In the summer of 1994 the Dutch government ratified the
UNCED Biodiversity Convention of Rio de Janeiro 1992. The different
national laws and programs for environmental protection, nature management
and water quality control, formally meet the obligations of the convention.
Nevertheless, a strategic action plan has been designed to fill up the gaps
in biodiversity aims, research, technology and international politics. One
of the activities in the Strategic Plan of Action (SPA) is the development
of policy objectives on biodiversity for outside the (protected) nature
areas. In the cultivated areas sustainable use of ecosystems and
maintenance of functions are the main objectives. The total number of
essential ecological processes is referred to as the Life Support System
(LSS). The soil is significant in supporting life support functions. Most
functions stem from activities of soil organisms. In this context there is
a need for an indicator system that detects threats to the breakdown of life
support functions. The development of such an instrument is also of
importance for regular reports on 'The environmental balance' and the
'National environmental outlook'. The indicator system for life support
functions of the soil is based on the following hypothesis: The threat of
vital soil processes can be expressed by comparing the number of species in
functional groups in a certain area with reference numbers (undisturbed
locations). A proces is assumed to continue to exist with fewer species, in
which case the risk of instability and uncontrolled fluctuations will
increase. Since the indicator system is designed from a functional point of
view, a selection had to be related to the most important life support
functions in the soil. Moreover, the aim was to obtain a representative
view (section) of the soil ecosystem, in which a food web model for the
quantification of several life support functions could be used. Processes
belonging to these functions were then listed, including the responsible
groups of soil organisms. The ultimate indicators were chosen on the basis
of a criteria list of for example: possibilities for measurement in a
monitoring programme, sampling ease, cost of analysis, and diversity of
species and functional groups. The selection procedures resulted in a set
of 12 indicatory variables, giving indicators in the form of diversity
within functional groups, a number of bacterial degradation routes and model
predictions on nitrogen mineralization from the food web and system
stability.
Rapport in het kort
In het Strategisch Plan van Aanpak biodiversiteit (SPA)
worden beleidsdoelstellingen ontwikkeld voor het behoud van biodiversiteit
buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Het duurzaam gebruik van
ecosysteemprocessen is hierbij een belangrijk uitgangspunt voor het behoud
van functies. De rijksoverheid wil een landelijk beeld van de kwaliteit van
bodemecosystemen als productiemiddel (bijv. landbouw) voor de mens en als
ecosysteem dat bijdraagt aan de instandhouding van een zo natuurlijk en
stabiel mogelijk milieu. Aspecten zoals gesloten stofkringlopen (geen
uitspoeling), natuurlijke plaagregulatie, laag energieverbruik en efficient
ruimtegebruik zijn daarbij belangrijk. Het geheel aan ecologische processen
dat bijdraagt aan het (natuurlijk) functioneren wordt aangeduid met de term
Life Support System. De bodem is een belangrijke drager van life support
functies. De meeste functies zijn een resultante van de activiteiten van
bodemorganismen. Daarom is er primair behoefte aan een bodembiologisch
indicatorsysteem waarmee een beeld kan worden gegeven van de mate waarin
life support functies worden bedreigd. De ontwikkeling van zo'n indicator
is tevens van belang voor gebruik in de milieu- en natuurverkenningen. Bij
de opzet van een indicatorsysteem is uitgegaan van een functioneel gerichte
invalshoek met de volgende hypothese: De bedreiging van de vitale
bodemprocessen is gerelateerd aan het aantal (groepen van) soorten die
aanwezig zijn voor het uitvoeren van een bepaald proces. Als referentie
dient het aantal betrokken soorten in een natuurlijke ongestoorde situatie
(referentie). In eerste instantie zijn de belangrijkste life support
functies van de bodem geselecteerd. Vervolgens zijn bijbehorende processen
beschreven, met de soortgroepen die hier verantwoordelijk voor zijn. Bij de
keuze van de uiteindelijke indicatoren (=hetgeen berekend of gemeten wordt)
zijn praktische aspecten als meetbaarheid, kosten van analyse en de
diversiteit van vertegenwoordigde functies in beschouwing genomen. Zonder
volledig te kunnen zijn, is gestreefd naar het verkrijgen van een
representatieve doorsnede van het bodemecosysteem, waaruit m.b.v. modellen
kwantificering van een aantal life support functies mogelijk is. Dit heeft
geresulteerd in een set van 12 verschillende
indicatoren.