|   print

[  ]
 
Esbroek MLP van ; Alkemade JRM ; Schouten AJ

54 p in Dutch   1995

Toon Nederlands

English Abstract
This report gives the results of a monitoring program on nematodes, coupled with a soil quality monitoring program on the same 200 plots in the Netherlands. The sampling interval is five years. This report deals with the data of the two first years and gives also results of the effects of different levels of manure on the number and the species composition of the nematodefauna. In 1993 and 1994 samples were taken from plots of 55 farms with dairy-cattle on grasslands with sandy soils. The farms had different numbers of cattle (mainly cows) per ha. This leads to differences in the amounts of manure per ha which was supposed to be by the concentrations of phosphate. The species composition changes by a change in the phosphate concentration. Eucephalobus mucronatus becomes more abundant if the phosphate concentration increases, as Aphelenchus, Eucephalobus paracornutus and Prismatolaimus decrease. The total numbers of nematodes do not change significantly. The trophic diversity index decreases when the concentration of phosphate increases, as does the total number of plant feeding and hyphal feeding nematodes, while the total number of bacterial feeders stays on the same level.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
In 1993 is gestart met het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB). Dit past in een van de kerntaken van het RIVM: Milieubalans en Milieuverkenningen (MB/MV). Om ook effecten op het bodemecosysteem te kunnen bepalen is een pilotstudie uitgevoerd naar het opzetten van een bodembiologisch meetnet. Dit rapport is de eerste in een reeks waarin verslag gedaan wordt van jaarlijkse bodembiologische waarnemingen in het LMB. In dit rapport worden relaties tussen de gemeten chemische bodemeigenschappen en de nematodenfauna onderzocht en beschreven. De metingen zijn uitgevoerd in 1993 en 1994 op 55 melkveehouderijbedrijven (MVH) met grasland en snijmais op zandgrond. De geselecteerde bedrijven kunnen worden verdeeld in drie categorieen: MVH-extensief, MVH-intensief en MVH+IVH-intensief (melkveehouderij met belangrijke neventak van intensieve veehouderij). Het in het LMB gemeten fosfaatgehalte (PAl-getal) van de bodem wordt als maat voor het bemestingsniveau gebruikt. De gemiddelde PAl-getallen voor de drie bedrijfstypen bedroegen 40, 52 en 65, dit kan beoordeeld worden als een ruim voldoende (40-55) en een hoge (>55) fosfaattoestand. De soortensamenstelling verandert naarmate het fosfaatgehalte toeneemt. De taxa Aphelenchus, Acrobeloides, Acrobelophis minimus, Eucephalobus paracornutus, en Prismatolaimus zijn kenmerkend voor de extensieve bedrijven, terwijl de taxa Anaplectus, Eucephalobus mucronatus en Tylopharynx foetida kenmerkend zijn voor de intensieve bedrijven. Een soort, Eucephalobus mucronatus, neemt significant toe met toename van het PAl-getal en drie taxa nemen significant af: Aphelenchus, Eucephalobus paracornutus en Prismatolaimus. Bovendien is er ook een significante afname van de familie Dolichodoridae (planteneters) gevonden. De veranderingen die optreden zijn voornamelijk veranderingen in de trofische structuur. De trofische diversiteitsindex neemt af bij toename van de fosfaattoestand. Er is een afname van het aantal planteparasitaire en schimmeletende nematoden, terwijl het aantal bacterieeters stabiel blijft. Relatief neemt het aandeel bacterieeters sterk toe bij toenemend fosfaatgehalte en loopt op tot bijna 75 % in het meest intensieve bedrijfstype (MVH+IVH-intensief). Dit geeft aan dat met name in de meest intensieve bedrijfstypen sprake is van een onevenwichtige samenstelling van trofische niveaus en van een verlies aan diversiteit van trofische groepen en mogelijk ook van soorten.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl

( 1995-06-30 )