English Abstract The first results of the National Soil Quality
Monitoring Network of the Netherlands are described. The network is a
cooperative effort of the National Institute of Public Health and the
Environment (RIVM), the Agricultural Economic Research Institute (LEI-DLO)
and the Research Institute for Agrobiology and Soil Fertility (AB-DLO). The
primary objective of the network is to establish changes in soil quality
over time. Secondary objective is to establish the actual quality of soil
and upper groundwater. Attention is focussed primarily on the rural part of
the country. The monitoring program is divided evenly in time units: about
40 locations are sampled yearly. The network started in 1993 with the
sampling of soil and upper groundwater on 35 cattle farms in the sandy
regions of the Netherlands. The farms are divided into two categories:
extensive (19) and intensive (16). These farms represent 25% of the
agricultural area in the sandy regions and 12% of the total agricultural
area of the Netherlands. The report contains information on concentrations
of heavy metals, polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs) and organochlorine
pesticides in the topsoil (0-10 cm). Information on concentrations of
macroparameters, nutrients and heavy metals in groundwater is also
presented. The measured concentrations are compared with the Dutch
objectives for soil and groundwater quality (target values). No exceedance
of target values was observed for heavy metals in soil. Target values for a
number of individual PAHs and organochlorine pesticides were exceeded in
soil. The same holds for nitrate and for a number of metals in groundwater.
There are no statistical significant differences between both categories
with respect to heavy metal, PAH and organochlorine concentrations in the
soil. Heavy metal balances have been computed at farm level for cadmium,
copper, lead and zinc. There is a balance surplus for all metals involved
due to the net result of input through atmospheric deposition and farming
practice (feedstuff, manure and fertilizer) and output as a result of
leaching to the groundwater. Therefore it is concluded that accumulation of
heavy metals occurs. However, there is no correlation between the actual
balance surplus and present metal concentrations in the soil. On the basis
of these balance computations and taking into account the local variation in
concentrations, 1998 is estimated to be the proper time to repeat the
sampling on the farms in the categories visited in 1993.
Rapport in het kort
Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als
primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de
kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. In
1993 is met de bemonstering gestart van landbouwgrond op zandgrond
(melkveebedrijven). De bemonsterde bedrijven beslaan een oppervlakte die
representatief is voor 25% van het zandgebied in Nederland. Onderzocht zijn
bedrijven met een lage veedichtheid (extensief ; aantal: 19) en bedrijven
met een hoge veedichtheid (intensief ; aantal: 16 lokaties). Naast
algemene kwaliteitsparameters zijn in de landbouwgronden parameters
onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en
verspreiding. Vermestingsparameters zijn fosfaat (bodem en grondwater),
nitraat, kalium en ammonium (grondwater). Voor verspreiding zijn zware
metalen onderzocht (bodem en grondwater). Voorts zijn bodemgehalten aan PAK
en een aantal organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB) bepaald. Daarnaast is
een verkennend onderzoek (scanning) naar antimoon uitgevoerd. Voor alle
lokaties geldt dat de gemiddelde metaalgehalten in de bodem beneden de
streefwaarde liggen. De gemiddelde concentraties van arseen en lood in het
grondwater zijn bij alle lokaties beneden de streefwaarde gelegen.
Overschrijding van de streefwaarde is waargenomen voor koper, cadmium, zink
en chroom. Voor zink wordt op 1 lokatie zelfs de interventiewaarde
benaderd. Voor een aantal individuele PAK's liggen de lokatiegemiddelde
gehalten boven de streefwaarde. Van de 16 OCB's konden een 4-tal niet
worden aangetoond. Voor lindaan wordt de streefwaarde op alle lokaties
overschreden. Voor dieldrin en totaal-DDT geldt dat in een belangrijk deel
van de mengmonsters gehalten boven de streefwaarde worden aangetroffen. De
onderzochte categorieen onderscheiden zich statistisch gezien niet duidelijk
van elkaar wat betreft gehalten metalen, PAK, OCB's en vermestende stoffen
(fosfaat, nitraat en kalium). In het algemeen zijn de gehalten op de
intensieve bedrijven wel hoger. In het rapport is beschreven in hoeverre er
correlaties bestaan tussen de huidige belasting (zware metalen) en gehalten
in bodem en grondwater. De gevonden verbanden zijn in het algemeen zwak.
Het overschot (aanvoer min afvoer door oogst) aan N, P en K is op de
intensieve bedrijven groter dan op de extensieve bedrijven. Hetzelfde geldt
voor lood, koper en zink. Daarentegen is het gemiddelde cadmiumoverschot
lager dan op de extensieve bedrijven. Aan de hand van het
zware-metalenoverschot (belasting) en de categoriegemiddelde concentraties
van zware metalen in het grondwater, blijkt dat cadmium, lood, koper en zink
nog steeds accumuleren in de bodem. Op basis van de accumulatiecijfers voor
zware metalen is berekend dat voor herhaling van de bemonstering van deze
categorieen, met als doel het aantonen van significante veranderingen in de
gehalten van de bodem, het jaar 1998 als een zinvol tijdstip aangemerkt kan
worden.