English Abstract Three Institutes, Statistics Netherlands (CBS),
National Reference Centre for Nature management (IKC-N) and National
Institute for Public Health and the Environment (RIVM) together are
coordinating the Network Ecological Monitoring (NEM) to gather relevant
information for the government about the state of the nature in the
Netherlands. IBN-DLO has selected 36 nature target types, together with the
vegetation types that will occur during the process of succession. In the
research described in this report (NEM subproject 1.7 abiotic) the abiotic
conditions required by these vegetation types are calculated using the
computer program SMART/MOVE. This provides an easy way to determine wether
the vegetation is developing in the right direction. Several nature target
types have ranges in abiotic conditions which do not overlap at all. With
many, however, more or less overlap occur. In this report was determined to
which extent a distinction was possible on the basis of the three ranges of
soil-pH, moisture and nutrient content.
Rapport in het kort
Het Centraalbureau voor Statistiek (CBS), Informatie-
en Kenniscentrum voor Natuur (IKC-N) en Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) coordineren gezamenlijk het Netwerk Ecologische Monitoring
(NEM) om daarmee de voor het Rijk relevante informatie over de toestand van
de natuur te verzamelen. In het NEM deelproject 1.7 'biotisch' zijn door
het IBN-DLO de indicatorsoorten beschreven van een 36-tal
vegetatieontwikkelings(successie-)reeksen. Iedere reeks heeft als
eindstadium een bepaald gewenst natuurdoeltype. In het hier beschreven
abiotisch deelonderzoek moest voor ieder successiestadium een range bepaald
worden voor vochtgehalte, nutrientenbeschikbaarheid en zuurgraad, waarbinnen
deze plantengroep haar optimum heeft. Hierdoor wordt het mogelijk om op
grond van de gevonden abiotische ranges, onderscheid te maken in de
verschillende successiestadia. Met relatief eenvoudige middelen kan dan
vastgesteld worden of een natuurgebied zich in de gewenste richting
ontwikkelt. Er zijn echter onvoldoende veldmetingen beschikbaar om de
abiotische ranges direct te kunnen bepalen. Daarom is een berekening
uitgevoerd met behulp van het multistress vegetatiemodel SMART/MOVE in het
computerprogramma de Natuurplanner. Bij een aantal natuurdoeltypen sluiten
de milieuranges elkaar duidelijk uit en is er dus groot onderscheidend
vermogen tussen de opeenvolgende successiestadia. Uit dit onderzoek wordt
duidelijk voor welke natuurdoeltypen het onderscheid op grond van abiotische
metingen te maken is en voor welke niet. Tevens is duidelijk welke
milieufactoren minder onderscheidend zijn en dus niet gemeten hoeven te
worden. Ook worden enkele aanbevelingen gedaan om de methode in de toekomst
te verbeteren, waardoor waarschijnlijk meer successiestadia zijn te
onderscheiden dan nu het geval is.