English Abstract This report contains the results of the National Soil
Monitoring Network in the Netherlands for 1995, its third year of sampling.
The network is operated as a cooperative effort by the National Institute of
Public Health and the Environment (RIVM), the Agriculture Economics Research
Institute (LEI-DLO) and the Research Institute for Agrobiology and Soil
Fertility (AB-DLO). The first sampling, of soil and upper groundwater, took
place on 35 dairy-cattle farms in the sandy regions of the Netherlands in
1993. In 1994, 20 intensively managed cattle farms with a high phosphate
production and 20 forest sites on sandy soils were sampled , while in 1995,
sampling was carried out on 19 arable farms on sandy soils and 18 cattle
farms on peaty soils. The primary objective of the network is to identify
changes in soil quality over time. The secondary objective is to identify
the actual quality of soil and upper groundwater. Attention is focused
primarily on rural areas. The monitoring programme involves sampling 40
locations yearly over a period of five years. Concentrations of heavy
metals, polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs), organochlorine pesticides
and triazines in the topsoil (0-10 cm), and at a depth of 30-50 cm, have
been reported. Concentrations of macroparameters, nutrients and heavy
metals in the upper groundwater are also presented. The measured
concentrations are compared with the Dutch objectives for soil and
groundwater quality (target values). On arable farms target values for
copper were exceeded in some topsoil samples, while on cattle farms targets
for zinc, copper, lead and mercury were exceeded in samples of the topsoil.
Target values for a number of individual PAHs and organochlorine pesticides
were exceeded in soil for both categories. Atrazine was shown to greatly
exceed the target value. In groundwater, target values for a number of
heavy metals were exceeded for both categories. The same holds for sulphate
(arable farms), ammonium and chloride (cattle farms), total and ortho
phosphate, nitrate and potassium (both categories). Heavy metal balances
have been computed at farm level for cadmium, copper, lead and zinc. There
is a balance surplus for all metals involved due to the net result of input
through atmospheric deposition and farming practice, and output as a result
of leaching to the groundwater. Therefore accumulation of heavy metals has
been concluded to occur in both categories. On the basis of these
computations the estimated wait for sampling on the arable farms visited in
1995 is between 6 and 69 years, while for the cattle farms, this is between
9 and 300 years.
Rapport in het kort
Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als
primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de
kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. Het
object van onderzoek is de toplaag van de bodem (0-10 cm) daarnaast wordt
ook een diepere bodemlaag en het bovenste grondwater onderzocht. Het LMB
wordt in samenwerking met LEI-DLO en AB-DLO uitgevoerd. Jaarlijks worden
een 2-tal combinaties van bodemgebruik en grondsoort bemonsterd, bestaande
uit ca. 20 lokaties per combinatie. In 1993 en 1994 is landbouwgrond en
bosgrond op zandgrond bemonsterd. De categorieen die in 1995 zijn
onderzocht, zijn akkerbouwbedrijven op zandgrond en melkveehouderijbedrijven
op veengrond. Naast algemene kwaliteitsparameters zijn parameters
onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en
verspreiding. Vermestingsparameters zijn fosfaat (bodem en grondwater),
nitraat, kalium en ammonium (grondwater). Voor verspreiding zijn zware
metalen onderzocht (bodem en grondwater). Voorts zijn bodemgehalten aan PAK
en een aantal organochloorbestrijdingsmiddelen bepaald. Voor beide
categorieen geldt dat de categoriegemiddelde metaalgehalten in de bodem
beneden de streefwaarde liggen. In het grondwater is een overschrijding van
de streefwaarde waargenomen voor chroom. Voor een groot aantal individuele
PAK liggen in beide categorieen de lokatiegemiddelde gehalten boven de
streefwaarde. Voor de categorie akkerbouw liggen de categoriegemiddelde
gehalten aan HCB, y-HCH, dieldrin en de som-DDT in de bodem boven de
streefwaarde. Voor de categorie melkveehouderij geldt dit alleen voor
dieldrin en de som-DDT. Op de akkerbouwlokaties liggen de
categoriegemiddelde concentraties aan nitraat en totaalfosfaat in het
bovenste grondwater boven de normen, op de melkveehouderijlokaties geldt dit
voor totaal- en orthofosfaat, ammonium, chloride, sulfaat en kalium in het
grondwater. Het overschot aan N, P en K is op de bemonsterde
akkerbouwbedrijven hoger dan op het gemiddelde akkerbouwbedrijf. Op de
bemonsterde melkveehouderijbedrijven is het stikstofoverschot vergelijkbaar
met dat op het gemiddelde melkveehouderijbedrijf, de P- en K-overschotten
zijn veel lager. Uit het zware metalen-overschot verminderd met de
berekende uitspoeling op basis van de categoriegemiddelde concentraties aan
zware metalen in het grondwater blijkt dat in beide categorieen sprake is
van accumulatie van cadmium, koper, zink en lood in de bodem. In het
rapport is beschreven in hoeverre er correlaties bestaan tussen de huidige
belasting (zware metalen) en gehalten in bodem en grondwater. In de
categorie akkerbouw worden geen correlaties gevonden tussen metaaldepositie
en bodemgehalten c.q. grondwaterconcentraties. In de categorie
melkveehouderij worden voor de metalen lood, koper en zink correlaties
gevonden tussen depositie en gehalten in bodem. Wanneer geen rekening
gehouden wordt met uitspoeling, dan ligt de herhaaltijd voor de categorie
akkerbouw op zand tussen 6 en 69 jaar en voor de categorie melkveehouderij
op veen tussen 9 en 300 jaar. Als uitspoeling wordt meegenomen worden deze
perioden langer.