English Abstract In a study of the National Research Program
Desiccation, biotic and abiotic modelling were compared with respect to
changes in the groundwater level in the ecological prediction models,
SMART/MOVE and DEMNAT. Both of the ecological models can be used to predict
the impact of hydrological scenarios that are partly identical. Both models
are based on similar relationships between habitat and vegetation, and
require similar geographical and hydrological input. Despite this overlap,
the model concepts and predictions were found to differ considerably, even
when the models were used to describe the impact of the same hydrological
doses on the same ecosystem. The constraints of the model concepts and the
underlying causes of the model differences were described. Most differences
between the model predictions were due to uncertain or unsound
relationships. Attempts to validate and improve these relationships will
result in a more reliable and consistent model output.
Rapport in het kort
In het kader van het Nationaal Onderzoeksprogramma
Verdroging is een vergelijkende studie verricht naar de verschillen en
overeenkomsten tussen de ecologische voorspellingsmodellen SMART/MOVE en
DEMNAT op het gebied van de abiotische en biotische modellering bij
effectberekening van grondwaterstandsveranderingen. Vergelijking heeft
plaats gevonden op het vlak van de toegepaste modelconcepten en
modeluitkomsten. Uitgangspunt bij de gemaakte modelvergelijkingen was dat
modelonderdelen in principe dezelfde (deel)uitkomsten zouden moeten
genereren, wanneer deze uitspraken doen over dezelfde set van ingrepen,
schaal, situatie en effectparameters. SMART/MOVE en DEMNAT zijn beide
ecologische voorspellingsmodellen die geschikt zijn voor het maken van
effectberekeningen voor deels dezelfde (hydrologische) ingrepen. Beide
modellen gebruiken hiervoor in grote lijnen dezelfde geografische en
hydrologische invoergegevens en beschouwen daarbij vergelijkbare
procesketens. Ongeacht deze overlap zijn er in verschillende
modelleringsstappen aanzienlijke verschillen tussen de gebruikte
modelconcepten en verkregen (deel)uitkomsten geconstateerd. Daarbij zijn
knelpunten van de toegepaste modelconcepten beschreven naast de oorzaken van
de geconstateerde verschillen in de modeluitkomsten. Veel van de
geconstateerde modelverschillen blijken veroorzaakt te zijn door hetzij
minder realistische (soms leidend tot interne inconsistentie) ofwel minder
goed onderbouwde modelaannamen. Acties ten behoeve van verbetering van de
onderbouwing van deze modelaannamen zullen resulteren in verbetering van
zowel de interne modelconsistentie als de onderlinge consistentie tussen de
modellijnen.