English Abstract It is thought that groundwater velocities under glacial
conditions may increase considerably favouring the dissolution of salt domes
wherein radoactive waste disposals are planned. A groundwater flow
modelling study has been carried out to test geohydrological responses on
glacial conditions. The basis of this groundwater model is formed by the
hydrogeological model defined by the RGD. Three different hydrogeological
units are distinguished. The effects of different stages of the Saalian
glaciation on the geohydrological system of NW Europe are simulated.
Results of the modelling study with the European groundwater model suggest
relatively high groundwater velocities during glaciations. Extreme high
velocities may develop when the snout of the glacier is overlying the thin,
pinched out parts of the aquifer. Areas with reduced subglacial meltwater
infiltration which are assumed to be favourable areas for subglacial
channelling and tunnelling processes coincide with areas where many relics
of these processes (channel fills and eskers) are observed. Drainage of the
highly pressurized groundwater mainly takes place in the proximal proglacial
lakes, seas, discontinuous permafrost zones and rivers.
Rapport in het kort
In een aantal Europese landen worden zoutkoepels
beschouwd als potentiele geologische formaties voor de opslag van
radio-actief afval. Subrosie (het oplossen van zout door stromend
grondwater) van deze zoutkoepels vormt een mogelijke bedreiging voor de
veiligheid van deze opslagplaatsen. Men neemt aan dat gedurende de ijstijd
hoge grondwater-snelheden zullen voorkomen die de subrosie van het zout
versterkt. Met betrekking tot de veiligheid van de opslagplaatsen is het
daarom erg belangrijk om een grondige kennis te hebben van het Noordwest
Europese grondwatersysteem gedurende koude, glaciale perioden. In dit kader
is er in twee stappen een grondwaterstroming modelstudie uitgevoerd voor een
groot 2-D verticaal geintegreerd systeem. Ten eerste is er een versimpeld,
conceptueel model gebruikt om de algemene geohydrologische reacties op
ijstijden te onderzoeken. Processen zoals subglaciale
smeltwater-infiltratie, proglaciale drainage van het grondwater en
bijvoorbeeld het concept van een afdekkende permafrostlaag zijn hiermee
bestudeerd. Ten tweede, is er een verticaal geintegreerd, 2-dimensionaal
grondwatermodel ontwikkeld waarmee het grondwatersysteem van
Noordwest-Europa kan worden gesimuleerd. De basis van dit grondwatermodel
wordt gevormd door het hydrogeologische model zoals dat is gedefinieerd door
de Rijks Geologische Dienst. Dit hydrogeologisch model beschrijft het
systeem van watervoerende en scheidende pakketten in Noordwest-Europa. De
resultaten van het versimpelde model en van het Noordwest-Europese
grondwatermodel tonen aan dat hoge grondwatersnelheden zich voordoen
gedurende ijstijden. Extreem hoge snelheden ontwikkelen zich wanneer onder
de ijskap het grondwater in een zich uitwiggend deel van het watervoerende
pakket wordt geperst. Het model toont aan dat niet overal onder de ijskap
al het aanwezige smeltwater ook werkelijk in het grondwatersysteem kan
infiltreren. Het model geeft gebieden aan waar slechts gedeeltelijke
smeltwater-infiltratie plaatsvindt. Het wordt aangenomen dat het resterende
smeltwater door middel van een stelsel van tunnels in het ijs en geulen in
het ijsbedekte sediment wordt afgevoerd. De gebieden met gedeeltelijke
smeltwater-infiltratie zoals berekend met het model komen overeen met
gebieden waar relatief veel geologische overblijfselen van deze tunnels en
geulen (eskers en geulafzettingen) worden waargenomen.