Rapport in het kort
In dit rapport is de bruikbaarheid geanalyseerd van het
Landelijk Meetnet Flora - Milieu- en Natuurkwaliteit voor de berekening van
de kwaliteit van de flora ten behoeve van de Natuurwaarde graadmeter.
Veranderingen in de plantensamenstelling kunnen worden bepaald doordat
presentie van afzonderlijke plantensoorten in de huidige situatie kunnen
worden vergeleken met een historische referentiesituatie. Informatie over
presentie zijn met het Landelijk Meetnet Flora beschikbaar gekomen. In dit
rapport worden bestaande referenties gecombineerd die zijn gebaseerd op de
botanische kwaliteit en de oppervlakte. Hierbij is gebruik gemaakt van
referentiestudies van Alterra (Smits en Schaminee, 2002) en FLORON (Groen en
Van der Meijden, 1997). Met de resultaten in dit rapport kan de kwaliteit
van de flora worden berekend. Het doel van dit rapport is te onderzoeken of
het LMF-M&N bruikbaar is voor de graadmeter Natuurwaarde. De benodigde
keuzes die aan de voorgestelde methode ten grondslag liggen worden
onderbouwd en expliciet vast gelegd, zodat de Natuurwaarde voor de flora
reproduceerbaar en verbeterbaar is. De aanleiding voor dit rapport is het
vrijkomen van data uit een nieuw meetnet, het Landelijk Meetnet Flora -
Milieu- en Natuurkwaliteit. De berekening van de Natuurwaarde met de
LMF-M&N gegevens, is op een aantal punten, een verbetering voor de bepaling
van de Natuurwaardegraadmeter. Voor de kwaliteits berekening van de flora
voor de Tweede Natuurverkenning (2002) werd nog gebruik gemaakt van
presentie/ absentie data per kilomterhok uit FLORBase. Het LMF-M&N,
daarentegen meet niet alleen de presentie/ absentie van soorten, maar meet
ook de abundantie per soort. Het gebruik van deze abundanties kan de
Natuurwaardegraadmeter veel gevoeliger maken. Ontwikkelingen in de
kwaliteit van de Nederlandse natuur kunnen veel frequenter worden
gesignaleerd omdat een meetronde van het LMF-M&N maar vier jaar duurt. In
dit rapport zijn keuzes beschreven aangaande de gebiedsindeling,
soortselectie de bepaling van de berekeningswijze van de kwaliteit van de
flora. Het gaat om: De bepaling hoe gegevens uit het LMF-M&N en de
referentie kunnen worden gebruikt voor de berekening voor de Natuurwaarde.
de bepaling van de precieze berekeningsgrondslag/ methode voor het
kwaliteitsaspect van de Natuurwaarde. De selectie van kenmerkende soorten
voor de bepaling van de florakwaliteit. Aanbevelingen voor verbeteringen
van de soortselectie en het referentie-onderzoek. Alle resultaten overziend
lijkt het dat voor de volgende strata een betrouwbare Natuurwaarde berekend
kan worden: hogere zandgrond halfnatuurlijk grasland, laagveen
halfnatuurlijk grasland, laagveen moeras en rivierengebied halfnatuurlijk
grasland. De rest van de strata hebben onvoldoende gescoord op een of
meerdere overwegingen.