Rapport in het kort
De onderzochte methoden voor de bepaling van
chloordioxyde (ClO2) in waterige oplossing blijken onvoldoende nauwkeurig te
zijn. Deze onnauwkeurigheid wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de
vluchtigheid en de thermische/fotochemische ontleding van ClO2: Het verlies
van ClO2 dat hierdoor tijdens de uitvoering van de bepaling optreedt, wordt
door modificaties voorkomen, waardoor de nauwkeurigheid van de bepalingen
toeneemt. De methode waarmee spectrofotometrisch bij 360 nm relatief hoge
ClO2-gehalten bepaald kunnen worden, blijkt voldoende selectief om na
modificatie als referentiemethode te dienen voor het onderzoek van de
jopdometrische- en chloorfenolrood- (CPR-) methoden. Van de laatstgenoemde
methoden blijkt, na modificatie, alleen de CPR-methode voldoende nauwkeurig
voor de gehaltenbepaling van > 0,02 mg/L ClO2 in oplossingen die tot 20 mg/L
vrij chloor (uitgedrukt als Cl2) bevatten. De onderzochte methoden voor de
jodometrische bepaling vcan chloriet (ClO2) met fotometrische detectie zijn
eveneens onnauwkeurig gebleken. Na modificaties van een van deze methoden
blijkt de bepaling van chlorietgehalten > 0,008 mg/L ClO2 alleen mogelijk in
oplossingen die geen ClO2 en vrij chloor bevatten. De mogelijkheden die in
de literatuur zijn aangegeven om de storing van ClO2 en vrij chloor bij de
bepaling van chloriet op te heffen, blijken niet deugdelijk te
zijn.