English Abstract Several measuring methods were assessed as suitable
indicators of soot and Polycyclic Aromatic Hydrocarbons (PAH) concentrations
in ambient air. Continuous measurements were carried out using six
different measuring methods at different, contrasting locations (urban
versus rural) in March and April 1995. The data sets of the three measuring
methods that determine concentrations of soot in the atmosphere
(aethalometer, thermographic monitor and black-smoke method) show a strong
correlation, both with one another and with the data set of the PAH monitor.
However, the specific relationships between the different components depend
on the measuring location. The mass-fraction of elemental carbon in the
aerosols also varies considerably with the location. This location
dependency can be partially explained by the ageing process of the aerosols.
The photo-electric activity of the PAH on the aerosols varies with the 'age'
of the aerosol. Measurements of CO2 concentration proved to be inadequate
as an indicator of soot and PAH concentrations.
Rapport in het kort
Een aantal meetmethoden zijn getest op hun
bruikbaarheid als indicator voor de concentratie in de buitenlucht van
carcinogene componenten zoals Benzo(a)Pyreen en roetachtige aerosolen. Het
betreft een CO2-meting, twee methoden voor het meten van Polycyclische
Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) en drie methoden voor het meten van
concentraties van fijn stof en roet in de buitenlucht (aethalometer,
thermografische monitor, zwarte-rookmethode). Op in totaal vijf
verschillende, elkaar contrasterende, locaties zijn met deze zes
meetmethoden in een periode van ruim twee maanden (van 24 februari t/m 7 mei
1995) continue-metingen uitgevoerd. Correlatieberekeningen aan de meetdata
tonen sterke relaties aan tussen verschillende componenten. Vooral de
meetdata van de drie koolstof-methoden en de PAK-monitor zijn sterk aan
elkaar gerelateerd (> 80%). De precieze verhoudingen tussen deze
componenten zijn echter lokatie afhankelijk. Deze locatie-afhankelijkheid
kent gedeeltelijk zijn oorzaak in de verouderingsprocessen van de aerosolen,
waarbij het foto-elektrisch effect van de op de aerosolen geabsorbeerde PAK
afneemt. De massafractie van elementair koolstof (EK) in de atmosferische
aerosolen is per lokatie verschillend. De drie koolstofmetingen voldoen
allen als een indicatieve meetmethode voor koolstof-condentraties in de
buitenlucht. Meetdata van de CO2-monitor vertonen slechts een zwakke
correlatie met de andere data. Een CO2-meting is niet bruikbaar als
indicatieve meetmethode in deze problematiek.