|   print

Onderzoek naar het voorkomen van dioxinen in de Nederlandse atmosfeer. Deel V: Samenvatting, evaluatie en conclusies van een surveillance-onderzoek
[ Study on the occurrence of airborne dioxins in the Netherlands. Part V: Summary, evaluation and conclusions ]
 
de Jong APJM, van Jaarsveld JA, Bolt-Moekoet A

23 p in Dutch   1996

RIVM Rapport 770501019
download pdf (1996Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
The results of a field study on the occurrence of airborne dioxins in the Netherlands have been described. Sampling was performed at four representative locations across the country. Air samples of about 1000 m3 (60 h) were collected during trials of a few weeks or months and selection for analysis (10-12/location) was performed retrospectively based on the weather conditions during samplings, particularly the wind direction. Trajectory concentration profiles were calculated on findings in individual samples and long-term base-line values were derived from these profiles and the normal long-term wind direction profile. Calculated average values were: Vlaardingen, 56 +- 30, Witteveen, 28 +- 9 ; Wijnandsrade, 60 +- 13 and Zegveld, 23 +- 8 fg TEQ/m3. In the northern part of the country, the main trajectory was southwest with highest levels at Vlaardingen (mean 125 +-75 fg REQ/m3) followed by a rapid decline to a near constant level of approximately 45 +-20 fg TEQ/m3 along the line Zegveld (30 km NE of MSW) to Witteveen (>100 km NE of MSW). Relatively low levels were found in the northern trajectories (W to E) ranging from 8 +- 3 fg TEQ/m3 from NW to 20 +- 10 fg TEQ/m3 from NE. The contribution of the SW trajectory to the local levels was between 65 to 85% of. In the south (Wijnandsrade) inter-trajectory differences were significantly smaller. Highest values were found in the southwest (Belgium) and northeast (Germany) trajectories with mean values of 70 +- 25 and 65 +- 25 fg TEQ/m3, resp., SE and NW trajectory values were around 50 +- 25 fg TEQ/m3. The origin of dioxins was established on about 50% from Belgium, 25% from Germany and 25% from North Belgium/South-West Netherlands. In general results were in accordance with model values (within a factor of two absolute). Relative differences between model and measured values at the different locations are probably due to an underestimation of the long range transport of particle bound dioxins by the model.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
De resultaten van een onderzoek naar het voorkomen van dioxinen in de Nederlandse atmosfeer zijn beschreven. Bemonsteringen zijn op vier representatieve locaties verspreid over het land uitgevoerd in de perioden mei-september 1991 (Vlaardingen), september-november 1992 (Witteveen), maart-mei 1993 (Wijnandsrade) en juni-juli 1993 (Zegveld). De gevonden, gemiddelde waarden waren: Vlaardingen, 56 +- 30 ; Witteveen, 28 +- 9 ; Wijnandsrade, en Zegveld, 23 +- 8 fg TEQ/m3. Daarnaast is een schatting gemaakt van de bijdragen van de trajecten aan de locale lange-termijnwaarden. Op drie noordelijke locaties (Vlaardingen, Zegveld, Witteveen) zijn de hoogste concentraties gevonden in de zuidwestelijke richting (Vlaardingen 125 +- 75 fg TEQ/m3, relatief snel dalend tot een waarde rond 45 +- 20 pg TEQ/m3 op de lijn Zegveld-Witteveen). De laagste waarden zijn gevonden in lucht uit noordelijke richtingen, varierend van 8 +- 3 uit noordwestelijke tot 20 +- 10 pg TEQ/m3 uit de noordoostelijke richting. De bijdrage van de zuidwestelijke windrichting aan de jaargemiddelde waarden lag op deze locaties tussen 65 tot 85%. In Zuid-Limburg (Wijnandsrade) was de richtingsafhankelijkheid veel kleiner. Hoogste waarden varierend van 70 +- 25 fg TEQ/m3 en 65 +- 25 fg TEQ/m3 zijn gevonden uit zuidwestelijke (centraal Belgie) resp. noordoostelijke richting (Roergebied). De concentratie in zuidoostelijke en noordwestelijke windrichtingen lagen gemiddelde rond 50 +- 25 fg TEQ/m3. Op basis van dit profiel en de normale windrichtingsverdeling wordt de bijdrage van het grensoverschrijdend transport aan de locale achtergrondwaarde geschat op 50% uit Belgie (regio Luik, Brussel), 25% uit Duitsland (Roergebied) en 25% uit Noord-Belgie en Nederland. De resultaten kwamen goed, d.w.z. binnen een factor twee, overeen met de berekende waarde (OPS-model) op basis van emissiegegevens van 1990. Geconstateerde relatieve verschillen op de verschillende locaties kunnen mogelijk worden toegeschreven aan een onderschatting van de gemiddelde transportafstand in de atmosfeer van deeltjesgebonden dioxinen door het model.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 1996-03-31 )