English Abstract In the Second Memorandum on Climate Change the Ministry
of Housing, Spatial Planning and the Environment announced that a long-term
climate outlook would be conducted to investigate the possibilities and
costs of an extreme reduction in greenhouse gas emissions. The outlook,
conducted by the Netherlands Energy Research Foundation (ECN), RIVM and the
Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis (CPB), investigated the
possibilities for reducing the greenhouse gas emissions by 2% per year. The
study focuses on the possibilities for national policies to reduce CO2
emissions. Two policy alternatives (stiring and market) were worked out.
The alternatives were assessed on their effects on the environment and
economy using the Global Competition scenario developed in CPB's Long Term
Outlook.The main conclusions are that: 1) in order to reach such extreme
CO2-reduction options, such as the import of biomass and the capture and
storage of CO2, 'backstops' are required; 2) the macro-economic impact of
the policies considered is rather small and 3) the policy alternatives have,
in addition, a positive effect on the emissions of NOx, SO2, PM10 and
VOC.
Rapport in het kort
In de Vervolgnota Klimaatverandering is aangekondigd
dat er een verkenning zal worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om in
Nederland een reductie van de broeikasgassen van 1% a 2% per jaar te
realiseren in de periode 2000-2020. Deze studie, uitgevoerd door ECN, RIVM
en CPB, verkent de mogelijkheden om de emissies van broeikasgassen met 2%
per jaar te reduceren. Hierbij ligt de nadruk op het verkennen van de
mogelijkheden voor het voeren van nationaal CO2-beleid. Hiervoor zijn twee
beleidspakketten (sturing en markt) uitgewerkt. De pakketten zijn
beoordeeld op hun effecten op milieu en economie tegen de achtergrond van
het Global Competion scenario uit de Lange termijn verkenning van het CPB.
De belangrijkste conclusies zijn dat 1) voor het bereiken van vergaande
CO2-reducties opties als het importeren van biomassa en de opslag van CO2
nodig zijn, 2) de macroeconomische gevolgen van een forse intensivering van
het klimaatbeleid beperkt zijn en 3) de beleidspakketten tegelijkertijd tot
een daling van de emissies van NOx, SO2, PM10 en VOS
leiden