English Abstract This report supplies an overview of current EU climate
policy, and analyses its added value to Dutch climate policy. A distiction
is made between current policy (already implemented) and future policy
(nearly implemented). Future policy is divided in categories 'mature' and
'in the pipeline', representing the more or less nearly implementation. The
conclusion of this study is that already implemented EU-policy does not have
much added value to Dutch policy according to direct emission reduction in
the period to 2010. The nearly implementated policy however contains some
policy instruments that could lead to significant additionel emission
reductions compared to implemented Dutch policy: the Biofuel directive, the
Renewables directive and the European energy tax. For some proposals (e.g.
the biofuel- and CHP-directives) additional effects depend on the
distribution of the poposed EU-target over the individual member states.
Most policy instruments can be implemented on a member state leveld also,
therefore EU-policy offers little instrumental benefits for the Netherlands.
However, policy implementation on EU-level can improve feasibility and
acceptation of national policy instruments, can laed to cost reductions or
contribute to realization of a level playing field. The Nederlands can
achieve interesting cost benefits when the following policy is implemented
on EU-level: international emission trading, biofuel directive (obligation)
and international trade in renewable energy certificates. For some measures
it is not allowed to implement them on an individual EU member state basis:
stimulating CHP and efficiency-constraints for electric
appliances.
Rapport in het kort
Een overzicht naar de stand van zaken op het gebied van
het EU-klimaatbeleid wordt gegeven en een analyse over de toegevoegde waarde
daarvan voor het Nederlandse klimaatbeleid. Er wordt onderscheid gemaakt in
huidig en toekomstig EU-klimaatbeleid. Het huidige beleid is reeds
geimplementeerd, het toekomstige beleid zit tegen implementatie aan, waarbij
de categorieen 'mature' en 'in the pipeline' worden gehanteerd als twee
gradaties van 'tegen implementatie aan' zitten. De conclusie van dit
rapport is dat het reeds ge6mplementeerde EU-beleid niet van groot
aanvullend belang is voor het Nederlandse klimaatbeleid voor wat betreft de
additionele emissiereducties in de periode tot 2010. Het beleid dat tegen
implementatie aan zit biedt echter enkele EU-beleidsinstrumenten die naar
verwachting wel kunnen leiden tot significante additionele emissiereducties
ten opzichte van het beleid ingezet in de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel
1, namelijk de Biofuel directive, de Renewables directive en de Europese
energieheffing. Voor een aantal voorstellen (bijvoorbeeld de richtlijnen
voor bio-fuels en voor WKK) is de verdeling van de voorgestelde Europese
doelstelling over de individuele lidstaten van groot belang voor mogelijke
additionele effecten. Voor wat betreft het instrumenteel belang lijkt het
directe effect voor Nederland gering: de meeste van de genoemde maatregelen
kunnen en mogen ook uitsluitend op Nederlands niveau worden ingesteld.
Echter, implementatie van beleid op Europees niveau kan de haalbaarheid en
acceptatie van de nationale beleidsmaatregelen mogelijk vergroten, kan in
een aantal gevallen leiden tot interessante kostenbesparingen dan wel
bijdragen aan totstandkoming van eerlijke concurrentieverhoudingen (een
'level playing field'). Nederland kan belangrijke kostenvoordelen halen
wanneer de volgende maatregelen op Europees niveau worden ingesteld:
internationale emissiehandel, verplichte inzet van bio-fuels en
internationale handel in groencertificaten als onderdeel van de afspraken
voor promotie van duurzame energie. Een aantal maatregelen mogen niet door
een EU-lidstaat op individuele basis worden geimplementeerd, namelijk
stimulering van WKK en efficiency-eisen aan apparatuur.