English Abstract The Reference Projection 2005-2020 covers the future
development of Dutch energy use, greenhouse gas emissions and air pollution
up to 2020. The Reference projection is based on assumptions regarding
economic, structural, technological and policy developments. Two scenarios
have been used: the Strong Europe (SE) scenario is characterized by moderate
economic growth and strong public responsibility, the Global Economy (GE)
scenario assumes high economic growth and has a strong orientation towards
private responsibility. Energy consumption continues to grow in both
scenarios and energy intensity is declining in the GE scenario. Gradual
rise of temperature is now included in the estimates for space heating and
air conditioning. Energy prices for end users will rise, due to increased
imports of natural gas and rising costs of electricity generation. The
share of renewables in electricity consumption increases considerably due to
subsidies for wind at sea and biomass, up to the target of 9% in 2010.
Emissions of non-CO2 greenhouse gases are reduced and stabilise after 2010.
The Dutch Kyoto target is met in both scenarios, assuming considerable
emission reduction efforts abroad. Acidifying emissions of NOx and SO2
stabilise after reductions, but at levels that exceed their national
emission ceiling (NEC). Emissions of volatile organic compounds are
projected to fall with approximately 25% between 2002 and 2010 below their
NEC. Emissions of ammonia are projected to meet their NEC. The emission of
fine particles (PM10) will stabilise at present levels.
Rapport in het kort
De ontwikkelingen van energiegebruik en emissies naar
lucht tot 2020 zijn geschat voor twee economische scenario's,(Global Economy
(GE) met hoge economische groei en "Strong Europe" (SE) met middelmatige
groei). Door temperatuurstijging neemt het energiegebruik minder snel toe
dan in een situatie zonder temperatuurstijging. In beide scenario's blijft
Nederland energie-intensief in vergelijking met andere landen. Het tempo
van energiebesparing ligt in beide scenario's op ongeveer 1% en is in de
periode tot 2020 ongeveer gelijk aan dat van de afgelopen tien jaar. Door
toenemende kosten voor winning en levering van aardgas en
elektriciteitsproductie stijgen de energieprijzen voor eindverbruikers
licht. Nederland zal meer elektriciteit in eigen land gaan produceren,
aangezien het kostenvoordeel van de productie in het buitenland kleiner
wordt. Het aandeel duurzame energie, vooral wind en biomassa, groeit sterk
onder invloed van beleid, maar de rol blijft bescheiden met een aandeel van
6-9% in het totale binnenlands energiegebruik in 2020. Door de groei nemen
de jaarlijkse MEP-subsidies toe tot 0,6 (SE) a 1,5 miljard euro in 2020
(GE). Het Kyoto-doel wordt bereikt in beide scenario's mits de voorziene
subsidies van duurzame energie worden gerealiseerd, en het huidige
CO2-emissieplafond voor de industrie voor de periode na 2007 wordt
vastgesteld op het huidige niveau. Daarnaast is verondersteld dat de
overheid de voorgenomen aankoop van buitenlandse emissiereducties via de
Kyoto-mechanismen realiseert. Met het vastgestelde beleid dalen de emissies
van verzurende emissies (NOx en SO2) onvoldoende om in 2010 te voldoen aan
internationale emissieverplichtingen (NEC-doelen). Wanneer de huidige
initiatieven van de overheid om de emissies verder te reduceren succesvol
zijn, is de kans fifty fifty dat de doelen wel worden gerealiseerd. Voor
NH3 en NMVOS is het nog onzeker of aan de NEC-verplichting kan worden
voldaan. Dit hangt onder meer af van nieuwe inzichten in de NH3-emissie bij
mestaanwending en de NMVOS-emissie bij de koude start van
benzineauto's.