Rapport in het kort
Aantrekking van brak grondwater vanuit de ondergrond
van het oostelijk deel van de Oosterschelde t.g.v. grondwaterwinning t.b.v.
de Brabantse Wal behoeft niet te worden gevreesd, zolang nog zoet grondwater
uit de Brabantse Wal afstroomt in westelijke en noordelijke richting. Deze
afstroming wordt bepaald door een superpositie van de oorspronkelijke
natuurlijke afstroming t.g.v. de nuttige neerslag en door afstroming als
gevolg van de grondwateronttrekkingen. Voor de berekeningen is gebruik
gemaakt van een analytisch model, waartoe het noordelijke gedeelte van de
Brabantse Wal is geschematiseerd tot een tweedimensionaal hydrologisch
systeem, dat bestaat uit een watervoerend pakket met constante
doorlatendheid, begrensd door twee loodrecht op elkaar staande grenzen, met
constante nulpotentiaal. Enkele analytische formules zijn speciaal voor dit
geval ontwikkeld.