Het beheer van de milieuruimte is essentieel voor het verbeteren van planvorming in de fysieke leefomgeving. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, DCMR (Milieudienst Rijnmond), TNO en Wing in het Rijnmondgebied. Op dit moment geldt bij de vergunningverlening: wie het eerst komt, wie het eerst maalt. De komst van de Omgevingswet biedt echter nieuwe mogelijkheden voor het beheer van de milieuruimte.
Door het beheer van de beschikbare milieuruimte beter te ondersteunen kan meer ruimte gecreëerd worden voor nieuwe ontwikkelingen. Ook kan de leefomgeving worden verbeterd, doordat effecten op de gezondheid van mens en ecosysteem verminderd worden.
Eén consistent systeem
Op grond van de pilot adviseert het RIVM om één consistent systeem te ontwikkelen voor het beheer van gebruikte, vergunde en nog beschikbare milieuruimte. Ruimtelijke planvormers en vergunningverleners krijgen daarmee de mogelijkheid om het gebruik van milieuruimte goed bij te sturen. Zo kunnen zij economische bedrijvigheid optimaal inpassen binnen grenswaarden voor luchtverontreiniging, geluidsnormen en normen voor externe veiligheid.
Daarnaast adviseert het RIVM om toch een meldingsplicht in te voeren voor belangrijke emissiebronnen, dit zal naar verwachting goedkoper zijn dan de extra monitoring die anders noodzakelijk is.
Deze studie is gebaseerd op de kennis en ervaring met het beheer van de milieuruimte voor een beperkt aantal thema’s in het werkgebied van de DCMR (Milieudienst Rijnmond). Dit geeft de beperking van deze studie aan. In andere gebieden en situaties kunnen andere oplossingen geschikter zijn.
Binnen het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) kunnen de mogelijkheden van een consistent milieubeheersysteem met een pilot worden getest. Hiervoor is het nodig de huidige toetsingsinstrumenten voor lucht, geluid en externe veiligheid te actualiseren en onderling consistent te maken.