Minister Schippers van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) heeft aan het NIPT (niet-invasieve prenatale test)-consortium, een samenwerkingsverband met daarin vertegenwoordigers van de 8 universitair medische centra, vergunning verleend voor een proef met de niet-invasieve prenatale test (NIPT). De minister neemt dit besluit op basis van een advies van de Gezondheidsraad. De vergunning geldt voor een periode van twee jaar die zal starten op 1 april 2014. Op basis van een evaluatie van deze proef zal de minister een besluit nemen over structurele inbedding in de prenatale screening.
Bij de NIPT (niet-invasieve prenatale test)-test wordt bloed afgenomen bij de zwangere vrouw. Het DNA (deoxyribonucleic acid) van het ongeboren kind dat hierin aanwezig is, wordt vervolgens bekeken op chromosoomafwijkingen. Het gaat daarbij om downsyndroom, edwardssyndroom en patausyndroom (trisomie 21, 18 en 13 ). De test brengt in tegenstelling tot de vlokkentest en de vruchtwaterpunctie (invasieve diagnostiek) geen miskraamrisico met zich mee. De NIPT-test zou daarmee een veilige tussenstap zijn tussen de combinatietest en een vlokkentest/vruchtwaterpunctie, en die laatste stap meestal overbodig maken. Voor sommige vrouwen zal de keuze voor NIPT echter een extra test betekenen omdat een afwijkende uitslag van de NIPT, om zekerheid te krijgen, bevestigd moet worden met een vlokkentest of vruchtwaterpunctie.
Het RIVM is namens het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) regisseur van de prenatale screening op downsyndroom. NIPT is hier geen onderdeel van. Wel zal het RIVM ervoor zorgen dat de informatie over NIPT verwerkt wordt in de huidige voorlichtingsmaterialen. Ook zorgt het RIVM er met de regionale centra voor prenatale screening voor dat de zorgverleners die aanstaande ouders begeleiden, voldoende zijn toegerust om informatie over NIPT te kunnen geven tijdens het eerste gesprek over de zwangerschap.