De afweer tegen het virus influenza A (H7N9) bij inwoners van stedelijk en landelijk gebied in Vietnam is laag. Dat blijkt uit de allereerste populatiestudie waarin gekeken wordt naar menselijke afweer tegen dit virus. De resultaten zijn belangrijk voor de aanpak van een uitbraak met influenza A (H7N9). In de studie is een nieuwe onderzoeksmethode gebruikt waarbij in korte tijd veel bloedmonsters getest kunnen worden op antilichamen tegen meerdere menselijke en dierlijke influenzavirussen. De onderzoeksgegevens geven een indicatie, aangezien de onderzoeksmethode nog niet klinisch gevalideerd is voor influenza A (H7N9). De nieuwe methode is ontwikkeld door onderzoekers van het RIVM.
Weinig bescherming H7-griepvirussen
Onderzoekers van de Wellcome Trust Oxford University Clinical Research Unit (OUCRU (Wellcome Trust Oxford University Clinical Research Unit)) in Vietnam hebben 1723 bloedmonsters verzameld in Zuid-Vietnam en getest op de aanwezigheid van antilichamen tegen vijf verschillende vogelgriepvirussen, waaronder een vergelijkbaar virus van het H7-subtype. De hoeveelheid antilichamen tegen alle vijf vogelgriepvirussen was veel lager dan tegen de griepvirussen waarvan bekend is dat ze in deze regio circuleren. Dit suggereert dat mensen die in dit deel van Vietnam wonen heel weinig of niet zijn blootgesteld aan H7-griepvirussen en daar ook niet tegen beschermd zijn. Omdat deze regio mogelijk behoort tot een van de eerst blootgestelde gebieden wanneer het virus zich verspreidt, is dit een belangrijk gegeven voor de voorbereiding op een uitbraak in deze regio.
Onderzoeksmethode
In dit onderzoek is een nieuwe techniek gebruikt die is ontwikkeld door het RIVM. Marion Koopmans, hoofd virologie bij het RIVM en mede-auteur van dit onderzoek: “We hebben deze techniek precies voor dit soort situaties ontwikkeld: we wilden een gestandaardiseerde test waarmee we snel de niveau’s van antilichamen tegen een nieuw virus kunnen vergelijken met die tegen virussen waar mensen vaker aan worden blootgesteld. De mate van afweer tegen een nieuw virus is een belangrijke vraag tijdens een uitbraak. We hebben maar één druppel bloed nodig, dus testen kunnen ook gedaan worden wanneer alleen kleine hoeveelheden bloedmonsters aanwezig zijn, bijvoorbeeld bij testen van bloed van kinderen. Voor onderzoek naar uitbraken, kan het nodig zijn om ook dieren te testen. Daar werken we op dit moment aan. Voor de klinische validatie studies hebben we ook bloedmonsters nodig van patiënten (en dieren) met een bevestigde H7N9-besmetting. We hopen dit snel te kunnen doen door samenwerking met andere onderzoeksgroepen die werken aan H7N9.”
Het onderzoek is deze week gepubliceerd in het Journal of
Infectious Diseases.