Tijdens het internationale Q-koorts symposium op 7 juni ondertekenen de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)), GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Nederland, de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD (Gezondheidsdienst voor Dieren)) en het RIVM een convenant. Daarin is bekrachtigd op welke manier deze partijen in de toekomst samen willen werken om de bestrijding van ziekten die van dier op mens overgedragen kunnen worden (zogenaamde zoönosen) efficiënt aan te pakken.
De afgelopen jaren waren er verschillende uitbraken van ziekten
die van dier op mens overgedragen werden. Voorbeelden zijn
Q-koorts, vogelgriep en vee-MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus). Om dit
soort uitbraken efficiënt aan te kunnen pakken, moeten humane en
veterinaire partijen intensief samenwerken.
Kennis verdeeld
In Nederland is de kennis die nodig is om een uitbraak van
zoönosen te kunnen bestrijden verdeeld over verschillende
organisaties. Zo is de GD (Gezondheidsdienst voor Dieren) een kenniscentrum voor de
veehouderij en vraagbaak voor dierenartsen en veehouders. Zij
krijgen vaak de eerste signalen binnen wanneer een nieuwe ziekte
onder dieren heerst. De NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) is landelijk
verantwoordelijk voor de bestrijding van dierziekten en werkt
hierbij nauw samen met de GD. De GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en bestrijden
regionale uitbraken van infectieziekten onder mensen. Hiervoor
werken ze nauw samen met het Centrum Infectieziektebestrijding van
het RIVM (CIb (Centre for Infectious Disease Control)-RIVM), dat
fungeert als kennis- en coördinatiecentrum en vraagbaak op het
gebied van humane infectieziekten. Daarnaast is het CIb-RIVM
verantwoordelijk voor de bestrijding van landelijke uitbraken van
infectieziekten onder mensen.
Samenwerking belangrijk
De vier partijen vinden het belangrijk dat uitbraken van
zoönosen efficiënt bestreden worden. Deze uitbraken kunnen een
bedreiging zijn voor de volksgezondheid. Om de samenwerking te
verbeteren is er onder andere een protocol opgesteld. Hierin is
vastgelegd op welke manier de partijen samenwerken. Zo worden
signalen en kennis snel uitgewisseld, verstekken de partijen elkaar
advies en geeft het invulling aan praktische samenwerking bij de
bestrijding van regionale incidenten. Met de ondertekening van het
convenant geven de partijen aan dat zij dit samenwerkingsprotocol
zullen naleven.