Aardgasmeet- en –reduceerstations zijn bestemd voor het transport van aardgas via het Hoofd Transport Leidingnet (HTL) en het Regionaal Transport Leidingnet (RTL) en voor de levering van aardgas aan energiedistributiebedrijven. Activiteiten die bij deze stations plaatsvinden, zijn onder meer het reduceren van de gasdruk en het odoriseren van aardgas.
Achtergrondinformatie
Stations met een toevoerdiameter groter dan 20 inch (50,8 cm) vallen onder de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Aardgasmeet- en –reduceerstations met een toevoerdiameter kleiner dan of gelijk aan 20 inch (50,8 cm) vallen onder het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn vaste afstanden tot omliggende bebouwing opgenomen.
Wetgeving
Aardgas meet- en reduceerstations met een toevoerleiding groter dan 20 inch (50,8 cm) worden in de ReviRegeling externe veiligheid inrichtingen genoemd in artikel 1b, onderdeel g. Voor deze stations moeten de externe-veiligheidsrisico’s conform artikel 2.1, onderdeel d, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden berekend en moeten daaraan gerelateerde veiligheidszone’s worden verankerd in de ruimtelijke ordening.
Rekenvoorschrift en -programma
Voor het berekenen van het risico van aardgasmeet- en –reduceerstations wordt gebruik gemaakt van Hoofdstuk 10 van de Handleiding Risicoberekeningen Bevi. Berekeningen aan aardgasmeet- en -regelstations worden uitgevoerd met SAFETI-NL, versie 6.54. Hiervoor is een voorbeeldstudie beschikbaar.
Overige informatie
Er zijn ook inrichtingen bestemd voor het transport of de distributie van aardgas die op basis van de aanwezige hoeveelheden aardgas vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (BrzoBesluit risico's zware ongevallen).
Overige inrichtingen
- Brzo-inrichtingen
- Stuwadoorsbedrijven
- Spoorwegemplacementen
- LPG-tankstations
- PGS 15 inrichtingen
- Ammoniakkoelinstallaties
- Inrichtingen waar meer dan 1500 kg ammoniak in een insluitsysteem aanwezig is (geen koel- of vriesinstallatie)
- Inrichtingen waar meer dan 150 m3 (zeer) licht ontvlambare vloeistof in een bovengronds insluitsysteem aanwezig is
- Inrichtingen waar meer dan 13m3 propaan of acetyleen in een insluitsysteem aanwezig is
- Inrichtingen met meer dan 100 liter cyaanhoudende baden (galvanobedrijven)
- Inrichtingen waar een vergifte of zeer vergifte stof in een insluitsysteem met een inhoud van meer dan 1.000 liter aanwezig is
- Inrichting met meer dan 1500 liter (zeer) vergiftige stof in gasflessen
- Inrichting waar meer dan 100.000 kg meststoffen (groep 2) worden opgeslagen
- Mijnbouwwerken
- LNG-tankstations
- Waterstoftankstations