NIEUWSBRIEF REACH en CLP

26 oktober 2018

Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

Sinds vrijdag 25 mei is de AVG van kracht. Bureau REACH en CLP heeft het privacybeleid aangescherpt om deze nieuwe wet na te leven.

Persoonsgegevens worden alleen gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn aangeleverd. Dit betekent dat wij de gegevens die wij gebruiken voor het verzenden van de Nieuwsbrief Bureau REACH en CLP niet gebruiken voor andere doeleinden.

Wat moet u doen?
Wilt u de nieuwsbrief blijven ontvangen, dan hoeft u niets te doen. Mocht u het niet eens zijn met ons privacybeleid dan kunt u zich onder aan deze pagina afmelden voor onze nieuwsbrief. Wij verwijderen uw gegevens dan uit ons bestand.

Beperking voor stoffen in rubbergranulaat op kunstgrasvelden en speelterreinen

Nederland heeft in juli van dit jaar een voorstel gedaan aan het Europees Chemicaliënagentschap (ECHA) om de hoeveelheid mogelijk PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) die toegestaan is in rubbergranulaat dat wordt gebruikt op kunstgrasvelden en speelterreinen te beperken. In het restrictiedossier dat Nederland heeft ingediend, wordt het voorstel gedaan om het opgetelde gehalte in rubbergranulaat van acht PAK’s te beperken tot 17 mg/kg.

Rubbergranulaat wordt gebruikt op kunstgrasvelden om de bespeelbaarheid te verbeteren. Op speelterreinen wordt het in de vorm van snippers gebruikt als vervanging van een stenen ondergrond, om de gevolgen van valpartijen te minder ernstig te laten zijn. Veel rubbergranulaat wordt gemaakt van hergebruikt rubber, zoals autobanden. Hierin zitten ook andere, soms gevaarlijke, stoffen. Nederland heeft een voorstel bij ECHA ingediend dat ertoe moet leiden dat het gehalte van een groep van mogelijk kankerverwekkende stoffen – PAK’s – in het rubbergranulaat beperkt wordt tot 17 mg/kg, 0,0017% van het totaalgewicht van het granulaat. Deze waarde is onder andere gekozen, omdat de gezondheidsrisico’s voor mensen die op kunstgrasvelden en speelterreinen met het rubbergranulaat in aanraking komen verwaarloosbaar zijn bij dat gehalte, terwijl ook de kosten voor de maatschappij relatief beperkt en betaalbaar zijn.

Tijdens de openbare raadpleging – die tot 19 maart 2019 duurt – kan commentaar geleverd worden op het door Nederland opgestelde dossier. Lees hier meer over rubbergranulaat.

De Brexit – wat betekent dit voor de handel in chemische stoffen?

Op 30 maart 2019 zal het Verenigd Koninkrijk naar alle waarschijnlijkheid de Europese Unie verlaten: de Brexit. Dit heeft gevolgen voor bedrijven in zowel de EU als in het Verenigd Koninkrijk die in chemische stoffen handelen.

De Brexit betekent dat vanaf 30 maart 2019 het Verenigd Koninkrijk vanuit REACH wordt gezien als een niet-EU-land en daarmee geen REACH-verplichtingen meer aan de EU heeft. Doet u als Nederlandse onderneming zaken met bedrijven in het Verenigd Koninkrijk, dan kan het zijn dat uw rol van downstreamgebruiker verandert in een rol die meer verplichtingen met zich meebrengt, bijvoorbeeld registratieverplichtingen in een nieuwe rol als importeur. Op de website chemischestoffengoedgeregeld.nl hebben we voor u een aantal scenario’s op een rijtje gezet. Wat in ieder geval van belang is, is dat u ruim van tevoren het gesprek aangaat met uw leveranciers en klanten in het Verenigd Koninkrijk. Hoe bereiden zij zich voor en wat betekent dat voor de voorbereidingen die u moet treffen?

Op de websites van ECHA en van de Britse overheid is meer informatie over dit onderwerp te vinden (in het Engels). Neem ook gerust contact op met de REACH en CLP Helpdesk als u specifieke vragen heeft over dit onderwerp.

Minisymposium veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen

Samen met het programma Preventie Beroepsziekten van SZW, de VNCI, VNO-NCW en de WECF organiseerde de directie Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s op 10 oktober een minisymposium over veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen. Er was veel belangstelling vanuit onder meer de chemische industrie, kennisinstellingen en adviesbureaus. Kernvraag: wat kunnen we vanuit ieders verantwoordelijkheid doen om veilig te werken met gevaarlijke stoffen ?

De programmaleider van SZW trapte af met de slogan: werken met gezond verstand = veilig werken met (gevaarlijke) stoffen. Analyse vanuit het SZW-programma Preventie Beroepsziekten is: het risicobewustzijn ontbreekt, onder meer omdat beroepsziekten zich vaak pas laat openbaren en niet altijd duidelijk is dat dit door blootstelling aan stoffen op het werk komt. Stoffen lijken soms ook onschuldig maar het werken daarmee kan dan toch gevaarlijk zijn. Zo kan je als bakker stoflongen krijgen van het werken met mee.

Feit is dat er jaarlijks 4.100 sterfgevallen door beroepsziekten zijn waarvan 3.000 worden veroorzaakt door blootstelling aan schadelijke stoffen. Als er een direct effect is, is het bewustzijn vaak groter dan wanneer er jaren zitten tussen het (eerste) moment van blootstelling en het optreden van een effect.

Na de opening volgen drie sprekers vanuit de vakbeweging, Inspectie SZW en uit de chemische industrie, elk vanuit een eigen rol en invalshoek. Gedeelde opvatting is dat naast risicobewustzijn ook cultuur en gedrag een belangrijke rol spelen. Hoewel de wettelijke verantwoordelijkheid voor veilig werken bij de werkgever ligt, is betrokkenheid van verschillende beroepsgroepen nodig om de ziekmakende stoffen op het werk terug te dringen. Zo is kennisdeling door bedrijfsartsen, huisartsen, arbeidshygiënisten en medische specialisten nog niet overal gebruikelijk. De gewenste borging van de privacy van de zieke werknemers maakt dit soms ingewikkeld. Samenwerking van deze professionals in de zorg is echter wel één van de sleutels, zo valt te beluisteren.

“Blootstelling is geen part of the job” is het credo bij de Inspectie SZW. Dit kan worden bereikt via het zogenaamde STOP-principe: substitutie, technische en organisatorische maatregelen en persoonlijke bescherming. Een pakket van maatregelen staat ter beschikking van de werkgever om ervoor te zorgen dat blootstelling onder de voorgeschreven grenswaarde blijft. En als er dan toch nog blootstelling blijkt te zijn, ga daarover dan in gesprek en zoek hulp. Daarvoor is onder meer een zelfinspectie-tool ontwikkeld.

De vertegenwoordiger van de FNV noemt als goed voorbeeld België met een werkgeversverplichting om het te melden als een medewerker ziek is geworden van stoffen op het werk.

Tijdens de paneldiscussie valt uit de zaal de verzuchting te beluisteren dat er wel veel informatie beschikbaar is, maar dat dit voor het MKB vaak erg complex is. Vanuit de VNCI wordt de tip gegeven om de toeleverancier te vragen om producten waar geen zorgwekkende stoffen in zitten en om deze in ieder geval te vragen om meer informatie over die stoffen. Je hoeft het niet allemaal zelf uit te zoeken als MKBer. Aan het slot van de bijeenkomst komt de stip op de horizon ter sprake. De gedachte “van werk hoor je niet ziek te worden” is het startpunt voor het denken over de weg naar veiliger en gezonder werken. Hoe vaker stoffen worden gebruikt die al veilig zijn, hoe minder ziekten er op de werkvloer zullen ontstaan. Voor de toekomst is intrinsiek veilig het doel.

Database van gevaarlijke stoffen in artikelen voor consumenten en afvalverwerkers

De Europese Commissie heeft het Europees Chemicaliënagentschap (ECHA) de opdracht gegeven een database te bouwen. In deze nieuwe database moeten alle artikelen – voorwerpen in REACH-jargon – opgenomen worden waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een gehalte van meer dan 0,1%. Deze database moet eind 2019 worden opgeleverd. Bedrijven moeten uiterlijk eind 2020 de informatie voor in deze database bij ECHA aanleveren. Het is de bedoeling dat de database in te zien is door consumenten en afvalverwerkers.

Sommige stoffen hebben eigenschappen die een dusdanig gevaar voor de gezondheid of het milieu opleveren, dat het van belang is om gebruik van deze stoffen zoveel mogelijk te beperken. Deze stoffen worden op de kandidaatslijst voor zeer zorgwekkende stoffen voor autorisatie gezet. ECHA heeft van de Europese Commissie de opdracht gekregen om een database te maken met daarin consumentenartikelen – voorwerpen - waarin deze stoffen zitten in een concentratie van meer dan 0,1%. Bedrijven moeten uiterlijk eind 2020 de gevraagde informatie over deze gevaarlijke stoffen in hun artikelen beschikbaar stellen aan ECHA.

Consumenten die de database raadplegen kunnen zo zien welke stoffen er in voorwerpen zitten die ze in huis hebben of aan willen schaffen. Zij kunnen door de database te raadplegen bewustere en veiligere keuzes maken.

Voor afvalverwerkers is het ook zinvol om te weten welke stoffen er in de afvalstromen aanwezig zijn. Zij kunnen deze gegevens gebruiken om effectiever artikelen met gevaarlijke stoffen te scheiden van de overige artikelen en kunnen veiliger omgaan met afval. Op termijn moet dit ook leiden tot meer gebruik van veiligere alternatieven voor gevaarlijke stoffen door de fabrikanten.

Productnotificatie via een gebruiksvriendelijk centraal aanmeldpunt

Het Europees Chemicaliënagentschap werkt samen met de lidstaten aan een portaal waar bedrijven hun mengsels met gevaarlijke eigenschappen centraal kunnen aanmelden. De manier waarop de productnotificatie gedaan moet worden en het punt waar het aangeleverd moet worden, wordt nu nog door ieder land zelf geregeld.

ECHA en veel lidstaten zien voordelen in het optuigen van een centraal punt waar productnotificaties voor de vergiftingingsinformatiecentra aangeleverd kunnen worden door leveranciers van gevaarlijke mengsels. Dit zogeheten PCN-portal (poison centres notification portal) maakt het mogelijk voor bedrijven om hun productnotificaties op één centraal punt aan te leveren voor alle lidstaten die eraan meedoen. De bedoeling is dat hier ook een mogelijkheid in komt om standaard invulvelden in de digitale formulieren direct te laten vertalen in de talen van de landen waarvoor de notificatie ingediend wordt.

De invoering van dit centrale aanleversysteem staat gepland voor begin 2019. In de loop van 2019 zullen er nog aanpassingen gedaan worden, waardoor het portaal nog meer functionaliteiten krijgt.

Op deze pagina is meer informatie over dit onderwerp te vinden.

Gebruikmaken van een bestaande preregistratie om uw stof alsnog te registreren

31 mei 2018 was officieel de laatste dag dat een preregistratie van een stof nog een juridische status had binnen REACH. Na deze datum is het voor een bedrijf niet meer mogelijk om zonder officiële registratie van een stof, deze stof in de handel te brengen. De Europese Commissie heeft wel besloten dat bedrijven tot nader order de mogelijkheid krijgen om op basis van hun officieel verlopen preregistratie een registratiedossier in te dienen voor een stof.

Een preregistratie was voor de REACH registratiedeadline bedoeld om bedrijven de mogelijkheid te bieden om – tot een bepaald tonnage – een stof in de handel te mogen brengen, zonder eerst een officieel registratiedossier ingediend te hebben. Na 31 mei 2018 – de laatste registratiedeadline van REACH – is een preregistratie niet meer voldoende om een stof als importeur of fabrikant op de markt te mogen zetten. Officieel was een preregistratie na die datum niets meer waard en zou een registratieplichtig bedrijf eerst een verzoeksdossier in moeten dienen om via ECHA in contact gebracht te kunnen worden met een hoofdregistrant voor hun stof of zelf deze rol op zich dienen te nemen – als de stof niet geregistreerd was. De Europese Commissie heeft echter tot nader order een overgangsperiode ingesteld: partijen met een preregistratie voor een stof, mogen deze preregistratie gebruiken om alsnog te registreren, zonder eerst een verzoeksdossier te hoeven indienen.

Let op: ook als u een geldige preregistratie heeft voor een stof, mag u pas weer produceren en/of importeren als u ook daadwerkelijk uw stof officieel geregistreerd heeft én een registratienummer heeft ontvangen van ECHA. ECHA adviseert ook om handhaving op de hoogte te stellen dat u bezig bent om uw registratie op orde te krijgen en zij adviseert ook zo snel mogelijk te registreren. Hoe eerder u een geldig registratiedossier indient, hoe eerder u uw stof (weer) in de handel kunt brengen.

Neem contact op met de REACH en CLP Helpdesk als u specifieke vragen heeft over dit onderwerp.

Nieuwe gids over veiligheidsinformatiebladen en blootstellingsscenario’s

ECHA publiceert een nieuwe gids over veiligheidsinformatiebladen en blootstellingsscenario’s.

Deze gids is bedoeld om leveranciers en ontvangers van veiligheidsinformatiebladen te helpen informatie over stoffen en het gebruik ervan gemakkelijker samen te stellen en te begrijpen.

De ingebouwde navigatie-elementen helpt u de informatie te vinden die u nodig heeft, of u nu een kort overzicht van de belangrijkste punten wilt, dan wel een specifieke rubriek grondiger wilt bekijken. Meer informatie over deze nieuwe gids kunt u vinden op de website van ECHA.

Overgangstermijn voor 76 ZZS onder Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling

De ILT heeft met een toezichtsignaal aan de Staatssecretaris van IenW aandacht gevraagd voor de ZZS-stoffen die in tabel 12b van de Activiteitenregeling Milieubeheer zijn opgenomen en waarvoor tot 2025 minder strenge emissiegrenswaarden voor emissies naar de lucht worden toegestaan.

Deze stoffen zijn op 1 januari 2016 bij de inwerkingtreding van een wijziging van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling voor het eerst als ZZS en stoffen met verplichte minimalisatie geïdentificeerd.

De overgangstermijn tot 2025 is bedoeld om bedrijven de gelegenheid te geven technische maatregelen te nemen om emissies terug te dringen, maar is niet bedoeld om zo lang mogelijk de minder strenge emissiegrenswaarden toe te blijven passen.

Aangezien de stoffen in tabel 12b van de Activiteitenregeling als ZZS zijn geïdentificeerd, geldt voor deze stoffen in ieder geval ook de wettelijke minimalisatieplicht.