Inhoud
1.1 Melding
1.1.1 Meldingsplicht
1.1.2 Melding van infectieziekten bij de mens aan de publieke gezondheidszorg
1.1.3 Melding van infectieziekten bij de mens in arbeidssituaties
1.1.4 Melding en signalering van infectieziekten bij dieren
1.1.5 Melding en signalering van voedselgerelateerde infecties en intoxicaties
1.1.6 Regelgeving over de opsporing en bestrijding van de bron van een zoönose
1.2 Signalering
1.2.1 Signaleringsoverleg (humaan)
1.2.2 Signaleringsoverleg zoönosen
1.2.3 Berichtendiensten Infact, Labinfact, Vetinfact en Arbo-infact
1.1 Melding
Zoönosen (infecties met een bacteriële, virale of parasitaire oorsprong die van dier op mens kunnen overgaan) kunnen een risico vormen voor de gezondheid van mensen en dieren. De overdracht kan plaatsvinden via voedsel (alimentaire zoönosen) en via (in)direct contact met dieren (non-alimentaire zoönosen). Om zoönosen vroegtijdig te onderkennen, de bron op te sporen en deze effectief te kunnen bestrijden, is informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de betrokken humane en veterinaire domeinen essentieel. Deze samenwerking is een geïntegreerde aanpak vanuit het principe dat mensen en dieren in relatie staan met elkaar en met hun omgeving: One Health. De interdisciplinaire One Health-aanpak van zoönosen maakt onderdeel uit van een convenant tussen de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst), de NVWA en het CIb (Centre for Infectious Disease Control) (onderdeel van het RIVM) en is opgenomen in een aantal uitvoeringsprotocollen. Verschillende infectieziekten moeten binnen de humane en veterinaire zorg gemeld worden aan verschillende overheidsinstanties. Hieronder wordt kort ingegaan op meldingsplicht, bestrijdingsplicht van zoönosen en de functie hiervan binnen de surveillance en de signalering van (zoönotische) infectieziekten. Tevens wordt ook het belang van de samenwerking tussen de verschillende disciplines, One Health, beschreven.
1.1.1 Meldingsplicht
Artsen en hoofden van laboratoria zijn op basis van de Wet publieke gezondheid (Wpg) verplicht een aantal infectieziekten te melden bij de GGD. Een aantal dierziekten is aangewezen als aangifteplichtig of meldingsplichtig. Houders , dierenartsen en laboratoria zijn op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) verplicht een aantal dierziekten te melden bij de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) bij vermoeden of vaststellen hiervan. Voor zoönosen geldt een meldingsplicht zoals vermeld in tabel 1. Van deze meldingsplichtige zoönosen is een aantal daarnaast ook bestrijdingsplichtig bij dieren. Deze bestrijdingsplicht geldt onder andere voor aviaire influenza bij pluimvee, brucellose en BSE (Bovine Spongiforme Encephalopathie, de zogenaamde ‘gekkekoeienziekte ). In de tabellen in hoofdstuk 5 worden de vermelde zoönosen inhoudelijk beschreven.
Bedrijfsartsen zijn op basis van de Arbowet verplicht alle beroepsziekten te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Alle infectieziekten die een mens als werknemer in of door zijn werk oploopt, behoren dus als beroepsziekte gemeld te worden. Hier bestaat geen limitatieve lijst voor (zie bijlage 2).
Tabel 1. Meldingsplichtige zoönosen relevant voor Nederland.
Zoönose | GWWD | WPG |
---|---|---|
Antrax (miltvuur) | √ a, b, h | √ |
Aviaire chlamydiose (psittacose, ornithose) | √ f | √ |
Aviaire influenza | √ c | √ |
Botulisme | - | √ |
Brucellose | √ a, b, h | √ |
BSE/TSE/(v)CJD | √ a, b, h | √ |
Campylobacteriose** | √ d | √ |
COVID-19 (nieuw coronavirusinfectie) | √ h | √ |
Echinokokkose | √ d | - |
Kwade droes (B. mallei) | √ b | - |
Leptospirose | √ e | √ |
Listeriose | √ d | √ |
Mers-CoV (coronavirus) | - | √ |
Monkey pox (apenpokken) | √ a | - |
Orthohantavirusinfectie | - | √ |
Q-koorts | √ i | √ |
Rabiës | √ a, b, h | √ |
Rift Valley Fever | √ b | - |
Salmonellose** | √ d, j | √ |
SARS (severe acute respiratory syndrome) | - | √ |
SIV (simian immunodeficiency virusinfecties) | √ a | - |
STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) en andere enterohemorragische E. coli (Escherichia coli)-infectie | - | √ |
Toxoplasmose | √ d | - |
Trichinellose | √ b | √ |
Tuberculose | √ g | √ |
Tularemie | X√ a | √ |
Virale haemorrhagische koorts (o.a. Ebolavirus, Marburgvirus) | √ a | √ |
Virale paardenencefalomyelitis | √ b | √ |
Voedselinfectie (cluster) | - | √ |
West Nijlkoorts (Virale paardenencefalomyelitis) | √ b | √ |
Yersiniose | √ d | √ k |
a Meldingsplichtige (bestrijdingsplichtige) dierziekte bij alle zoogdieren niet zijnde vee en nertsen
b Meldingsplichtige (bestrijdingsplichtige) dierziekte bij vee (herkauwende en eenhoevige dieren en varkens)
c Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) zijn alle HPAI en H5 en H7 LPAI (laag pathogene aviaire influenza) gerelateerde stammen; alle vogels (pluimvee en andere vogels)
d Meldingsplichtig volgens art. 100 GWWD: alleen voor dierenartsen en onderzoeksinstellingen; alle diersoorten
e Leptospirose ten gevolge van Leptospira Hardjo; alle diersoorten
f Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) bij vogels niet zijnde pluimvee; dit geldt dus alleen voor psittacose en geen andere vorm van chlamydiose bij dieren (zie paragraaf 2.15)
g Tuberculose ten gevolge van Mycobacterium tuberculosis complex bij alle zoogdieren
h Meldingsplichtige (bestrijdingsplichtige) dierziekte bij nertsen(houderijen)
i Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) bij meer dan 50 schapen of geiten, gehouden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie, op basis van een verplichte tankmelkmonitoring
j Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) bij pluimvee: Salmonella Arizonae, Salmonella Gallinarum en Salmonella Pullorum. Naast deze ' niet-zoönotische' Salmonella’s zijn er ook nog een aantal 'zoönotische Salmonella’s' bij pluimvee meldingsplichtig op basis van EU (European Union
) regelgeving en een verplichte monitoring: Salmonella Enteritidis; Salmonella Typhimurium, waaronder monofasische Salmonella Typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:-; Salmonella Hadar; Salmonella Infantis; Salmonella Virchow, Salmonella Java.
k Alleen Y. pestis
** Alleen meldingsplichtig indien het een humaan cluster van twee of meer gerelateerde gevallen betreft met een oorsprong in consumptie van besmet voedsel of drinkwater
1.1.2 Melding van infectieziekten bij de mens aan de publieke gezondheidszorg
Verplichte melding
Individuele melding van infectieziekten humaan
Behandelend artsen en hoofden van laboratoria moeten bepaalde infectieziekten melden aan de GGD. Naast deze specifieke infectieziekten, dienen artsen ook onderstaande gevallen te melden:
- Een ziektebeeld met een volgens de stand van de wetenschap onbekende oorzaak, waarbij een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid.
- Een lijk besmet met een infectieus of giftig agens of een infectieuze of giftige stof waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan.
- Een voor de praktijk ongewoon aantal gevallen van een infectieziekte, niet behorend tot de meldingsplichtige infectieziekten, dat een gevaar vormt voor de volksgezondheid.
De GGD neemt na overleg met de patiënt, de behandelend arts, de instelling en/of andere betrokkenen, passende bestrijdingsmaatregelen conform de richtlijnen van de beroepsgroep (in de praktijk bekend als de LCI-Richtlijnen), namens de Burgemeester.
De GGD meldt op zijn beurt de infectieziekte aan het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb), via de internetapplicatie Osiris voor landelijke surveillance. Als het gaat om werknemers met een infectieziekte kan de GGD overleggen met de arbodienst.
Bij een zeer beperkt aantal infectieziekten (groep A uit de Wet publieke gezondheid, of, op verzoek van de Burgermeester, bij Groep B1, zie bijlage 2) ligt de regie van de bestrijding niet bij de GGD, maar bij de minister van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ). Het CIb vervult een belangrijke rol bij het bepalen van het landelijke bestrijdingsbeleid.
Op advies van de GGD kan de burgemeester dwingende maatregelen nemen die zijn gericht op de patiënt en/of diens contacten. Dergelijke gedwongen maatregelen, gericht op de persoon, zijn alleen mogelijk bij de infectieziekten van groep A, B1 en B2. Bij infectieziekten van groep B2 is uitsluitend gedwongen wering uit het beroep mogelijk. Naast maatregelen gericht op de persoon, kan de burgemeester onderstaande besluiten nemen:
- Indien er een gegrond vermoeden bestaat van een besmetting, kan de burgemeester gebouwen, vervoermiddelen, goederen en waren controleren op de aanwezigheid van een besmetting, zo nodig door het nemen van monsters.
- In het geval van een besmetting kan de burgemeester:
- a) voorschriften van technisch-hygiënische aard geven;
- b) gebouwen, vervoermiddelen of goederen ontsmetten, met inbegrip van de vernietiging van vectoren.
- In het geval van een besmetting waarbij ernstig gevaar dreigt voor de volksgezondheid, kan de burgemeester:
- a) gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan sluiten;
- b) een verbod uitvaardigen tot het gebruikmaken of betreden van vervoermiddelen;
- c) waren vernietigen.
De burgemeester heft de maatregel op als het gevaar is geweken.
Verplichte melding van syndromen door instellingen
Het hoofd van een instelling waar populaties die kwetsbaar zijn voor infectieziekten, verblijven of samenkomen voor één of meer dagdelen per etmaal, stelt de GGD van de gemeente waarin de instelling gelegen is op de hoogte van het optreden van een ongewoon aantal zieken met maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoeningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard in de desbetreffende populatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel.
Vrijwillige melding en consultatie
GGD’en worden veelvuldig benaderd door particulieren, zorgverleners en instellingen met vragen over infectieziekten. Ook hieruit kunnen bestrijdingsmaatregelen voortvloeien. Als het om (alimentaire) zoönosen gaat, kan de GGD desgewenst contact opnemen met de NVWA voor inhoudelijke afstemming over bronopsporing.
In geval van meldingen van infectieziekten die mogelijk voedselgerelateerd zijn, wordt ook de NVWA geïnformeerd en wordt gezamenlijk met het Expertisecentrum voedselvergiftiging (ExpVV) van de NVWA bronopsporing ingezet, conform de afspraken die zijn opgenomen in het Draaiboek uitbraak voedselinfecties en vergiftigingen.
Schema 1. Melding van infectieziekten in de humane gezondheidszorg.
1.1.3 Melding van infectieziekten bij de mens in arbeidssituaties
Behalve de toepasselijkheid van de Wpg (Wet Publieke Gezondheid) bij het daadwerkelijk optreden van infectieziekten gelden voor een groot deel van de bevolking (de werkende bevolking) ook de wettelijke verplichtingen en regels van de Arbeidsomstandighedenwet. In de Arbowet zijn ook Europese regels verwerkt betreffende preventie en bestrijding van infectieziekten in en door werk.
Wanneer infectieziekten zich voordoen in een werksituatie (beroepsinfectieziekten), en dat zal vaak het geval zijn, dan gelden aanvullende maatregelen die werkgevers en werknemers te nemen hebben. Deze maatregelen staan in het Arbobesluit Biologische Agentia (hoofdstuk 4, afdeling 9). Deze maatregelen gelden niet alleen ten tijde van een daadwerkelijk geconstateerde infectieziekte, maar betreffen ook, en soms met name, meer generieke maatregelen en uitgangspunten ter preventie. Bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten kunnen werkgevers en werknemers daarbij ondersteunen.
De Arbowet legt de verantwoordelijkheid tot het melden van een infectieziekte bij de Arbodienst (uit hoofde van de bedrijfsarts) wanneer die infectieziekte (hoofdzakelijk) zijn oorsprong heeft in of door werkzaamheden. De melding moet plaatsvinden bij het Nederlands Centrum van Beroepsziekten. Een melding van een beroeps(infectie)ziekte gebeurt elektronisch en kan alleen geschieden door geregistreerde bij het NCvB ingeschreven bedrijfsartsen. De melding is anoniem wat de NAW (naam adres woonplaats)-gegevens van werknemer en werkgever betreft. Gegevens die onder andere gemeld moeten worden betreffen leeftijd, geslacht, werkzaamheden betrokkene, aard van de branche, diagnose, oorzakelijk agens, eventueel interveniërende persoonlijke eigenschappen en genomen preventieve maatregelen. Er is geen limitatieve lijst: iedere infectie die in of door het werk opgelopen wordt, dient gemeld te worden.
Het doel van de meldingen is signalering ter beleidsvoering. De signalen worden één keer per jaar in het verslag Beroepsziekten in Cijfers (BIC) gepubliceerd en door het ministerie van Sociale Zaken gebruikt voor beleidsdoeleinden. Het NCvB bundelt daarnaast kennis over infectieziekten en arbeid in de database ‘KIZA’. In de praktijk komt de arbodienst of bedrijfsarts bij verzuim dat korter dan zes weken duurt nauwelijks meer in beeld waardoor de relatie met het werk onvoldoende kan worden gelegd en geregistreerd en veel signalen gemist worden.
De Arbeidsinspectie heeft een eigenstandige verantwoordelijkheid voor het opsporen van beroeps(infectie)risico’s. Zij zal aan de hand van klachten, ongevallen en eigen opsporingsmethoden achter tekortschietende preventieve maatregelen aangaan.
In de praktijk zullen bij het optreden van infectieziekten behalve de verplichtingen voortkomend uit de Wpg vaak ook regels en verplichtingen voortkomend uit de arbowetgeving invulling moeten krijgen. Samenwerking met Arbodiensten is hierbij van belang. Zeker als er sprake is van een melding op basis van de Wpg moet de GGD nagaan of samenwerking met arboprofessionals nodig is. De baten voor de infectieziektebestrijding liggen hier wellicht nog het meest aan de (secundaire) preventieve kant, meer dan de baten voor de bestrijding van de actuele casus zelf.
1.1.4 Melding en signalering van infectieziekten bij dieren
Verplichte melding
Het wettelijke kader voor het melden van infectieziekten bij dieren wordt gevormd door de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD), waarvoor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) beleidsverantwoordelijkheid draagt. Een dierziekte kan als meldingsplichtig worden aangewezen wanneer het een ziekte betreft die zich snel kan uitbreiden, een ernstig gevaar voor de volksgezondheid vormt, ernstige schade veroorzaakt of niet eenvoudig bestreden kan worden, of wanneer meldingsplicht vanwege een internationaal verdrag is vereist. Een dierziekte kan ook bestrijdingsplichtig zijn. Dat is het geval wanneer dit in een richtlijn van de Europese Unie is vastgelegd of door de minister van LNV (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)is bepaald. Voor het instellen van de bestrijdingsplicht worden dezelfde criteria gehanteerd als voor het vaststellen van de meldingsplicht. In sommige gevallen worden er uitzonderingen gemaakt. Virale paardenencefalomyelitiden zijn aangewezen besmettelijk dierziekten volgens art 15 GWWD. Echter heeft LNV jaren geleden besloten dat WNV (West Nile virus)niet bestrijdingsplichtig is. Deze uitzondering geldt momenteel ook voor brucellose en tularemie bij dieren niet zijnde vee of nertsen.
De meldingsplicht geldt voor dierhouders en dierenartsen, waarbij reeds de verdenking van een besmettelijke dierziekte meldingsplichtig is. Ook medewerkers van veterinaire laboratoria zijn verplicht de diagnose van een meldingsplichtige dierziekte te melden. Voor sommige dierziekten geldt een meldingsplicht uitsluitend voor dierenartsen en laboratoria
De melding moet gedaan worden bij de NVWA. Het NVWA Incident en Crisiscentrum (NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) )) coördineert de afhandeling van deze meldingen. In eerste instantie betreft dat de bevestiging van de verdenking van de betreffende dierziekte door het instellen van een ambtelijk onderzoek en door het nemen van een ambtelijk monster. Vervolgens betreft dit het uitvoeren van bestrijdingsmaatregelen indien voor de betreffende dierziekte een bestrijdingsplicht van toepassing is. Op basis van de GWWD kan de minister van LNV een groot aantal maatregelen nemen.
De NVWA meldt verdenkingen en bevestigen van besmettelijke dierziekten aan de burgemeester van de gemeente waarin de dieren in kwestie worden gehouden. Meestal gaat het over een veehouderij maar kan ook een particulier zijn. Wanneer de ziekte een zoönose is, wordt ook de GGD op de hoogte gesteld.
Een aantal infectieziekten bij dieren wordt regelmatig gemonitord. Dit heeft te maken met de grote impact van de betreffende ziekte voor dier- en volksgezondheid of het houden van de officiële vrijestatus ten aanzien van de betreffende ziekte (bijlage 2 OIE vrijestatus). Een voorbeeld is de aviaire influenzamonitoring bij pluimvee. Vleeskalkoenenbedrijven moeten bijvoorbeeld een aantal dieren uit elke productieronde vlak voor de slacht serologisch laten onderzoeken op aviaire influenza.
Dierenartsen, dierhouders en laboratoria melden besmettelijke dierziekten en verdenkingen daarvan bij het meldpunt dierziekten, tel. 045-5463188, dit nummer is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar.
1.1.5 Melding en signalering van voedselgerelateerde infecties en intoxicaties
Meldingen door GGD’en
GGD’en kunnen bij de NVWA melding maken van voedselgerelateerde infectieziekten/intoxicaties met twee of meer gerelateerde zieken (uitbraken) en verzoeken om het opsporen van de mogelijke bron.
De melding bij de NVWA kan telefonisch via het Klantcontactcentrum (tel. 0900-0388), 24 uur per dag en 7 dagen per week. De melding wordt dan geregistreerd (voorzien van een officieel meldings- (/casus)nummer) en doorgezet naar het Expertisecentrum voedselvergiftiging van de NVWA.
Meldingen door burgers
Personen met klachten van gastro-enteritis, die vermoeden dat deze veroorzaakt zijn door voedsel, kunnen hiervan een melding maken bij het Klantcontactcentrum: telefonisch of digitaal. Indien er sprake is van voldoende aanknopingspunten, wordt naar aanleiding van de melding bronopsporing opgestart waarbij onderzoek wordt gedaan naar de verdachte voedselbron, de herkomst en de locatie waar deze is gekocht of bereid. Met name bij grotere uitbraken werken de NVWA en GGD nauw samen om de bron te achterhalen.
1.1.6 Regelgeving over de opsporing en bestrijding van de bron van een zoönose
In de Gezondheidswet wordt de organisatie van de zorg voor de volksgezondheid geregeld. Hierin is in artikel 36 opgenomen dat het Staatstoezicht tot taak heeft onderzoek te verrichten naar de staat van de volksgezondheid en de determinanten daarvan.
Voor het humane deel zijn de inspectietaak en de bestrijdingstaak vervolgens gescheiden ondergebracht. De Wpg legt de bestrijdingstaak bij de GGD’en, inclusief het bronopsporingsonderzoek (art. 6 Wpg). Het toezicht wordt uitgeoefend door de IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd). In het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid worden de NVWA en de IGJ aangewezen als onderdelen van het Staatstoezicht. In de Gezondheidswet zijn, onder verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tevens de bevoegdheden van het Staatstoezicht opgenomen.
Dit houdt onder andere in dat de NVWA bronopsporing mag doen na verzoeken van de GGD’en, indien mensen ziek zijn geworden na direct of indirect contact met dieren (non-alimentaire zoönosen) of via levensmiddelen, al dan niet van dierlijke oorsprong. Het opleggen van maatregelen als zodanig is vanuit de staatstoezichtsfunctie niet mogelijk, tenzij bij de uitvoering daarvan bevindingen worden gedaan die onder de invloedssfeer van de Warenwet of de Gwwd vallen. Een voorbeeld is dat de NVWA maatregelen mag opleggen bij een positieve C. psittaci (chlamydia psittaci)-bevinding in gezelschapsvogels naar aanleiding van bronopsporing (artikel 22). Dit geldt echter bijvoorbeeld niet voor gehouden ratten die positief zijn bevonden op het Seoul-virus. Door een recente wijziging in de Wpg is het voortaan wel mogelijk in zulke gevallen maatregelen op te leggen.
Bij de totstandkoming van de Wpg is ervoor gekozen maatregelen ten aanzien van dieren daar niet onder te laten vallen, maar deze voor te behouden aan de uitvoerder van de Gwwd, de NVWA. De uitzondering daarop vormen ‘vectoren’, die in een uitleg van de minister gedefinieerd zijn als elk dier dat een infectieus agens kan doorgeven aan een mens. De Wpg fungeert in dezen enkel als vangnet, als de maatregelen niet of niet afdoende op grond van de Gwwd kunnen worden getroffen. Artikel 47 en 47a van de Wpg geven behoorlijk ruime mogelijkheden om besmettelijke materialen en vectoren te beheersen of te vernietigen (voor deze laatste bevoegdheden is wel voorwaarde dat er ‘een ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt’). In het geval van de Seoul-besmetting mogen de ratten in principe op grond van de Wpg door de GGD bestreden worden. Bestrijden kan variëren van uitvoeren van bronopsporing, risicocommunicatie, tot het behandelen of het euthanaseren van de dieren. In de meeste gevallen verzoekt de GGD de NVWA tot de uitvoer van de bestrijding.
Wanneer de hygiënevoorschriften of andere opgelegde maatregelen niet opgevolgd worden, dan kan de IGJ op grond van artikel 67 eerste lid Wpg-hechtenis opleggen van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
Het is de arts-infectieziektebestrijding (en niet de GGD-directie of manager) die beoordeelt of er ‘een ernstig gevaar’ dreigt voor de volksgezondheid.
Bij complexe gevallen zoals de bevinding van Seoul-virus in gehouden ratten, waarbij de enige effectieve optie het vernietigen van de vectoren lijkt, is een goede onderbouwing extra belangrijk.
Recent is nog een wijziging in de Wpg doorgevoerd. Hierdoor kan de Minister van VWS in plaats van de burgemeester de bestrijding van specifieke vectoren, zoals aangewezen in het besluit (bepaalde Aedes-soorten) uitvoeren.
Schema 2. Melding van besmettelijke dierziekten.
1.2 Signalering
Nederland is geen epidemiologisch eiland. Ziekten kunnen onverwacht de kop opsteken vanuit het buitenland maar ook binnenslands kunnen verschuivingen plaatsvinden die een andere benadering ten aanzien meldingsplicht noodzakelijk maken. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van de tijdelijke meldingsplicht voor de nieuwe influenza A H1N1. Er bestaan diverse mogelijkheden voor organisaties en professionals om elkaar onderling op de hoogte houden van veranderingen en/of mogelijke nieuwe bedreigingen. Deze vorm van signalering is belangrijk in het kader van risico-identificatie en early warning.
1.2.1 Signaleringsoverleg (humaan)
Grote en kleine epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland doen zich regelmatig voor. Van de overheid wordt verwacht dat deze op de hoogte is van epidemieën om zo nodig gerichte bestrijdingsmaatregelen te nemen om (verdere) verspreiding in Nederland te voorkomen. Het behoort tot de taken van het RIVM om te signaleren of zich landelijke dreigingen voordoen op infectieziektegebied en om de overheid hierover te informeren. Sinds 2006 strekt deze taak zich niet alleen uit tot het Ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ), maar vanwege de problematiek van werkgerelateerde infecties ook tot het Ministerie van SZW (Sociale zaken en werkgelegenheid). Op verzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en jeugd (IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)) is op 1 januari 1999 door het RIVM het Signaleringsoverleg in het leven geroepen. Doelstelling van het overleg is het genereren en beoordelen van betrouwbare signalen op het gebied van infectieziekten en hierover te rapporteren aan alle betrokkenen.
Signalen kunnen afkomstig zijn uit diverse surveillancebronnen die gericht zijn op toename van bestaande of komst van nieuwe infectieziekten. Signalen kunnen daarnaast afkomstig zijn uit contacten met het eigen werkveld van de deelnemers van het overleg, zoals arts-microbiologen of artsen infectieziektebestrijding bij GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’ en. Het wekelijkse overleg resulteert in een overzicht van signalen dat diezelfde dag per e-mail verzonden wordt naar direct betrokkenen in de infectieziektebestrijding in Nederland. Behalve naar de opdrachtgever (IGJ en VWS), gaat het verslag naar overheidsfunctionarissen die deze informatie voor hun werk nodig hebben (GGD’en, LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding), Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, en dergelijke) en naar professionals in de gezondheidszorg die werkzaam zijn op het terrein van de infectieziekten. Experts van de LCI beoordelen naar aanleiding van deze signalen, vaak in overleg met andere deskundigen, of er maatregelen in het kader van de bestrijding noodzakelijk zijn.
Iedereen die beroepsmatig voor toezending van het verslag in aanmerking denkt te komen, kan contact opnemen door een e-mail te sturen. Nieuwe signalen kunnen ook via dit e-mailadres doorgegeven worden.
1.2.2 Signaleringsoverleg zoönosen
Het signaleringsoverleg zoönosen (SO-Z (Signaleringsoverleg Zoönosen)) komt één keer per maand bijeen en valt onder verantwoordelijkheid van het RIVM/CIb (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu - Centrum Infectieziektebestrijding)/Z&O (Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie). In het SO-Z zijn experts vertegenwoordigd van zowel humane als veterinaire organisaties die (mogelijk) zoönotische signalen kunnen opvangen en beoordelen. Signalen kunnen onder andere afkomstig zijn uit de natuur (wildlife, vectoren), de veehouderij, de humane gezondheidszorg, van gezelschapsdieren of van exoten. De experts in het SO-Z beoordelen de ernst van signalen van mogelijke zoönotische aard. Voor de beoordeling over de wenselijkheid van verdere actie, wordt het signaal zo nodig doorgegeven aan een volgende schakel in de zoönosestructuur. Deskundigen van de LCI en de voorzitter van het SO-Z organiseren hiervoor in samenwerking met relevante experts uit het humane en veterinaire veld zo nodig een afstemmingsoverleg of een responsteam. Criteria voor het ondernemen van actie kunnen zijn: een uitbraak van een zoönose met meer of ernstigere ziektegevallen dan normaal of waarbij bestrijding/preventie complex is, lacunes in behandeling of preventie, het opduiken van een nieuwe ‘emerging’ verwekker in dierreservoir of bij mensen, waarvan de impact nog onbekend is, of maatschappelijke onrust. De beraadslagingen van het SO-Z zijn vertrouwelijk om zoveel mogelijk een vrije discussie op basis van deskundigheid te kunnen bevorderen.
Iedereen die beroepsmatig voor toezending van een overzicht van signalen van het SO-Z in aanmerking denkt te komen, kan contact opnemen door een e-mail te sturen. Nieuwe signalen kunnen ook via dit e-mail adres doorgegeven worden.
1.2.3 Berichtendiensten Infact, Labinfact, Vetinfact en Arbo-infact
Als het CIb (Centre for Infectious Disease Control) beroepsbeoefenaren werkzaam in de infectieziektebestrijding over een spoedeisende situatie wil informeren, wordt de informatie verspreid via een van de elektronische berichtendiensten. Berichten kunnen afkomstig zijn van het CIb of van samenwerkingspartners: GGD’en, microbiologen, enzovoorts. Daarnaast zijn er berichtendiensten voor professionals op Arbo-gebied, die door het NCvB wordt onderhouden en dierenartsen, die gemeenschappelijk door GD (Gezondheidsdienst voor Dieren), WBVR (Wageningen Bioveterinary Research), CIb/Z&O, NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) en KNMvD (Maatschappij voor Diergeneeskunde) worden onderhouden.
De verschillende varianten komen hieronder kort aan de orde.
Infact
Infact is uitsluitend bedoeld voor de volgende beroepsgroepen:
- artsen en verpleegkundigen infectieziektebestrijding van GGD'en (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)
- artsen-microbioloog (leden NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie) Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie)
- (pediatrisch) internisten-infectiologen (leden VIZ (Vereniging voor Infectieziekten) Vereniging voor Infectieziekten)
- deskundigen infectiepreventie (leden VHIG (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg) Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg)
Daarnaast kunnen medische vertegenwoordigers van koepelorganisaties en inspecties deelnemen om relevante signalen door te geven aan hun achterban. Onder andere de volgende organisaties zijn vertegenwoordigd:
- Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) Nederlands Huisartsen Genootschap)
- Inspectie voor de Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)
- Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie) Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie)
- Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB Nederlands Centrum voor Beroepsziekten)
- Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD Maatschappij voor Diergeneeskunde)
Labinfact
De berichtenservice Labinfact is onderdeel van Infact en is uitsluitend bedoeld voor artsen-microbioloog, klinisch werkzame virologen en moleculair biologen verbonden aan een medisch microbiologisch laboratorium. De berichten worden verzorgd door LCI in samenwerking met IDS (Centrum Infectieziekteonderzoek, Diagnostiek en laboratorium Surveillance).
Vetinfact
Vetinfact is bedoeld voor:
- landbouwhuisdieren- en gezelschapsdierenpractici,
- veterinaire professionals bij inspecties en beleid en
- veterinaire pathologen, microbiologen, virologen, parasitologen of epidemiologen.
De elektronische berichtendienst is bedoeld als een laagdrempelig communicatiemiddel om onder de vlag van de ‘One Health’-gedachte de vroege signalering van zoönotische aandoeningen te bevorderen. Veterinaire professionals worden in staat gesteld snel berichten te ontvangen en te sturen over ontwikkelingen of incidenten op het gebied van zoönotische infecties waardoor kennis en expertise worden vergroot en intercollegiaal overleg wordt bevorderd. Zodoende wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de dier- en volksgezondheid. Vetinfact is complementair aan de Infact- en Labinfactberichtendiensten. In voorkomende gevallen kunnen berichten in alle drie de netwerken worden uitgezet. De snelle communicatie tussen alle direct betrokkenen op het gebied van de infectieziektebestrijding in de veterinaire en de medische domeinen, met name van belang tijdens incidenten, wordt op deze manier gefaciliteerd.
Arbo-infact
Arbo-infact is een gezamenlijk initiatief van het NCvB en het CIb. Dit project wordt verder mogelijk gemaakt door een subsidie vanuit het ministerie van SZW. Arbo-infact is een elektronische berichtenservice, waarmee arboprofessionals snel berichten kunnen ontvangen over ontwikkelingen of incidenten op het gebied van infectieziekten ten tijde van een crisissituatie. Arbo-infact baseert zich op het eerder genoemde Infact.
Informatie die ook relevant is voor arboprofessionals wordt voorzien van een bedrijfsgezondheidskundige aanvulling en aan geabonneerde arboprofessionals toegestuurd. De Arbo-infactredactie maakt onderdeel uit van de redactie van het Kennissyteem infectieziekten en arbeid (KIZA). Het NCvB/KIZA verzorgt de technische ondersteuning.
Versiebeheer
Laatst gewijzigd: 17 mei 2021
Sinds 21 april is de veterinaire regelgeving gewijzigd. Dit hoofdstuk zal hier nog op aangepast worden.