Doel

De surveillance ten aanzien van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP Rijksvaccinatie programma (Rijksvaccinatie programma)) brengt de stand van zaken met betrekking tot infectieziekten in het programma in kaart. Het doel is de effectiviteit van dit programma te evalueren. Door middel van gegevens uit de surveillance wordt onderzocht waar en hoe vaak de infectieziekten, waartegen gevaccineerd is, nog voorkomen. Daarnaast onderzoeken we welke risicofactoren een rol kunnen spelen en welke interventies effectief zijn.

Structuur en deelnemende professionals

Ten behoeve van de RVP-surveillance werkt het RIVM samen met verschillende organisaties waaronder GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en, verschillende medisch microbiologische laboratoria zoals het Nederlands Referentielaboratorium Bacteriële Meningitis, het Centraal Bureau voor Statistiek, Consultatiebureaus en het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen (Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen).

Verzamelde informatie

De RVP-surveillance maakt gebruik van meerdere soorten gegevens:

  • Wettelijke meldingen van RVP-ziekten: Door de RVP-ziekten te registreren in het infectieziektenregistratiesysteem OSIRIS, weten we hoe vaak en waar de ziekten voorkomen en bij welke bevolkingsgroepen. Deze informatie gebruiken we in combinatie met andere gegevens zoals de registratie van ziekenhuisopnamen van de Landelijke Medische Registratie, de registratie van sterftecijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek en diagnostische gegevens van medisch microbiologische laboratoria.
  • RVP-vaccinatiegraad:Continue monitoring van de vaccinatiegraad is van belang om te beoordelen of deze hoog genoeg is om de Nederlandse bevolking nu en in de toekomst te beschermen tegen de RVP-ziekten. Het RIVM geeft jaarlijks een rapport uit over de vaccinatiegraad
  • Serologische gegevens: Elke 10 jaar wordt op nationaal niveau onderzocht of Nederland goed beschermd is tegen infectieziekten waartegen via het RVP is ingeënt. Dit is het zogenaamde PIENTER-onderzoek. Dit onderzoek helpt bij het vinden van groepen personen met minder goede bescherming tegen infectieziekten en kan zo bijdragen aan verbetering van het RVP.
  • Pathogenensurveillance: door middel van pathogenen surveillance verkrijgen we informatie over mogelijke veranderingen van virussen of bacteriën die RVP-ziekten veroorzaken. Bijvoorbeeld over veranderde besmettelijkheid, over de mate waarin je ziek wordt van een infectie, en over veranderingen in de manier waarop het virus of de bacterie wordt overgedragen.
  • Veiligheidsbewaking bijwerkingen: de consultatiebureaus en GGD’en waar de kinderen worden ingeënt, melden bijwerkingen bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb. Met deze gegevens wordt onderzocht of de klachten verband houden met: de samenstelling van de vaccins, de gelijktijdige toediening van sommige vaccins, het aantal keren dat kinderen in totaal worden ingeënt, of met de leeftijd van de kinderen. De conclusies kunnen leiden tot aanpassing van de vaccins of het vaccinatieprogramma.

Populatie en representativiteit

De RVP-surveillance is representatief voor de hele Nederlandse bevolking.

Looptijd

Het melden van infectieziekten is verplicht sinds 1865. De database van het RIVM bevat informatie over meldingsplichtige infectieziekten, waaronder de RVP-ziekten vanaf 1988-heden. Over het algemeen wordt 1957 als startjaar van het Rijksvaccinatieprogramma gezien. De vaccinatiegraad wordt sinds die tijd gemeten, in eerste instantie door de Inspectie voor Gezondheidszorg en later door het RIVM. Publicatie op basis van deze gegevens gebeurt jaarlijks via het vaccinatiegraadrapport. In 1995 is de landelijke serosurveillance PIENTER voor het eerst uitgevoerd. De start van pathogenensurveillance is per ziekte verschillend.