Waarom is dit VGO Livestock farming and the health of local residents (Livestock farming and the health of local residents)-rapport gepubliceerd?  
Dit rapport publiceert de meest recente gegevens uit de periode 2017-2019 over het voorkomen van longontsteking zoals gemeten in de huisartsenpraktijk binnen het project Veehouderij Gezondheid Omwonenden (VGO III). 

Wat zijn de belangrijkste resultaten van dit onderzoek? 
Uit onderzoek over 10 jaren (2009-2019) in het oostelijk deel van Noord-Brabant en het noordelijk deel van Limburg, blijkt dat het aantal longontstekingen in veehouderij-dichte gebieden, over de jaren consistent hoger was - 26-60%, variërend per jaar - dan in vergelijkbare, veehouderij-arme gebieden elders in Nederland. Dit bleek ook  in Gelderland, Overijssel en het oostelijk deel van Utrecht, waar een vergelijkbaar onderzoek werd gedaan in 2014-2017. In 2017-2019 wordt een 37% hogere kans op longontsteking waargenomen.  

Het huidige onderzoek over de jaren 2017-2019 toont ook aan dat longontstekingen in het oostelijk deel van Noord-Brabant en het noorden van Limburg in alle maanden van het jaar - dus niet alleen bijvoorbeeld tijdens het griepseizoen - vaker voorkomen. In het onderzoeksgebied  is in deze periode de kans op een longontsteking het grootst voor mensen die in een straal van 500 meter om geitenhouderijen wonen en in de nu onderzochte periode geldt dit ook voor omwonenden van pluimveehouderijen. 

Hoe zijn de resultaten tot stand gekomen?
Dit onderzoek is een actualisatie met gegevens uit de huisartspraktijk over de periode 2017-2019, na eerdere rapportages over de periodes 2009-2013 en 2014-2016.

Bij deze actualisatie werd gebruik gemaakt van geanonimiseerde gegevens van  27 huisartspraktijken uit het vee-dichte VGO-onderzoeksgebied, met samen rond 110.000 patiënten. Het veehouderij-arme controlegebied bestond uit 19 huisartspraktijken elders in het land met ongeveer 55.000 patiënten. Alle huisartspraktijken liggen op het platteland, in dorpen/steden met maximaal 30.000 inwoners. De aanwezigheid van veehouderijen (alleen in het onderzoeksgebied) werd bepaald met behulp van een agrarisch bedrijvenbestand. 

Welke analysemethoden zijn gebruikt? Zijn dit dezelfde methoden als bij eerdere onderzoeken?
Dezelfde analysemethoden werden gebruikt als bij de eerdere onderzoeken. In de  ecologische studie is vergeleken hoe vaak longontsteking in Nederland per 100 inwoners voorkomt in Noord Brabant en Limburg (vee-dichte gebied) ten opzichte van het vee-arme controlegebied. Daarnaast is in het onderzoeksgebied ook gekeken naar de woonafstand tot veehouderijen en het voorkomen van longontstekingen. Hierbij zijn afstanden van 500, 1000 en 2000 meter gebruikt tussen woning en dichtstbijzijnde veehouderij. Verder is in dit onderzoek een temporele analyse gedaan, waarbij in de  periode van 2014-2019  op zowel maand- als jaarbasis is gekeken naar hoe vaak longontsteking voorkomt in het onderzoeksgebied t.o.v. het controlegebied.
 
Hebben de onderzoekers naar verschillende soorten veehouderijen gekeken? 
In de gebiedsvergelijkingen hebben we naar alle veehouderijen gekeken. Ook is onderzoek gedaan naar verschillende soorten veehouderijen. Daaruit blijkt dat mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen, iets meer kans op een longontsteking hebben en in dit onderzoek geldt dit eveneens in de buurt van pluimveehouderijen. In de periode 2009-2013 blijkt dit wel statistisch significant en in de periode 2014-16 niet. Voor andere soorten veehouderijen zien we geen duidelijk verband tussen longontsteking en de woonafstand tot veehouderijen.  

Is het risico op longontsteking groter als je dichterbij een geitenhouderij woont? 
Ja, de kans is groter indien de woonafstand tot een geitenhouderij kleiner is. Dat is steeds gezien in de onderzoeken tot nog toe en nog steeds in deze update van 2017-2019. Dit wordt dus consistent in de afgelopen tien jaar waargenomen. 

Komt longontsteking consistent het hele jaar vaker voor of is dit seizoensgebonden (bv in het lammerseizoen of in de zomer)?
In dit onderzoek is ook gekeken of er in een bepaald seizoen meer kans is op longontsteking. Het blijkt dat de kans op longontstekingen gedurende alle maanden van het jaar verhoogd is in veehouderijdichte gebieden.

Hoe kan het dat nu ook weer het risico hoger is rond pluimveehouderijen? 
In de recente gegevens over de periode 2017-2019 is een verhoogd risico op een longontsteking in de buurt van pluimveehouderijen in het VGO gebied  waargenomen. Hierbij is gekeken naar de  woonafstanden tot pluimveehouderijen. 
Dit risico is nu significant, terwijl dit in het vorige onderzoek over de periode 2014-16 niet significant was. Met significant wordt bedoeld de afkapwaarde (omslagpunt) om het wel of niet een verhoogd risico te noemen. 

Wanneer weten we meer over de oorzaak van de longontstekingen? 
In 2019 zijn verschillende onderzoeken gestart naar mogelijke oorzaken van het vaker voorkomen van  longontstekingen in de nabijheid van geitenhouderijen (niet van pluimveehouderijen). Verschillende ziekteverwekkers kunnen een longontsteking veroorzaken, maar ook luchtvervuiling (bijvoorbeeld fijnstof of endotoxinen) kan het risico op een longontsteking vergroten. De onderzoeken zijn door de Covid-19 pandemie vertraagd. De eindrapportage van alle deelprojecten samen is eind 2024 gepland. 

Hoe gaan jullie onderzoeken wat de longontstekingen veroorzaakt?
Het onderzoek bestaat uit verschillende deelprojecten. We kijken welke ziekteverwekkers longontstekingen veroorzaken bij mensen die in de buurt van veehouderijen wonen, we onderzoeken aan welke ziekteverwekkers geitenhouders blootstaan (of hebben gestaan) en de onderzoekers nemen onder meer mestmonsters en luchtmonsters op geitenhouderijen. We hopen zo de mogelijke oorzaken  van longontstekingen te achterhalen door de resultaten van deze onderdelen te combineren. 

Is de afstand van 500 meter een specifiekere uitkomst, door verbeterde onderzoekstechnieken?
Nee, dezelfde onderzoekstechnieken zijn gebruikt. Hierbij zijn afstanden van 500, 1000 en 2000 meter gebruikt tussen woning en dichtstbijzijnde veehouderij. Het risico met een afstand van 500 meter is nu significant voor geitenhouderijen.

Gelden de bevindingen ook voor elders in Nederland?
Dat hebben we in dit onderzoek niet onderzocht.

Is het dieraantal van belang?
Daar is geen onderzoek naar gedaan.

Is er aandacht besteed aan de bedrijfsvoering?
Daar is geen onderzoek naar gedaan.

Het risico op longontsteking in veehouderij-dichte gebieden is hoger dan veehouderij-arme gebieden. Is er ook vergeleken met stedelijke omgevingen?
Er zijn geen vergelijkingen gedaan met stedelijke omgevingen. Het veehouderij-arme controlegebied bestond uit 19 huisartspraktijken elders in het land met ongeveer 55.000 patiënten. Alle huisartspraktijken liggen op het platteland, in dorpen/steden met maximaal 30.000 inwoners.

Zijn de gevonden risico’s hoger dan of vergelijkbaar met eerdere jaren van onderzoek?
De gevonden risico’s zijn vergelijkbaar met eerder onderzoek.

Hoeveel hoger is het risico dichtbij een geitenhouderij vergeleken met andere veehouderijen?
De risicoverhoging wisselt per jaar, maar is rond pluimveehouderijen wat lager dan rond geitenhouderijen. Er wonen wel veel meer mensen in de omgeving van pluimvee dan van geiten waardoor het aantal extra gevallen van longontsteking vergelijkbaar is bij beide soorten veehouderijen. Voor andere soorten veehouderijen dan geitenhouderijen en pluimveehouderijen zien we geen duidelijk verband tussen longontsteking en de woonafstand tot veehouderijen.

Is er iets bekend over de ziekteverwekkers?
Er vinden nu vervolgonderzoeken plaats om de mogelijke oorzaken van longontsteking te onderzoeken. Op dit moment kunnen we dus ook nog niets over ziekteverwekkers melden.