Om op te kunnen sporen waar laagfrequent geluid (LFG) vandaan komt, is het handig te weten wat voor apparaten of installaties LFG kunnen veroorzaken (de bronnen). Daarnaast kan het ook handig zijn te (laten) meten wat de toonhoogte van het geluid is en hoe hard het klinkt (het volume).

Bronnen van laagfrequent geluid

Bijna alle geluidsbronnen produceren een combinatie van gewoon geluid en LFG. De verhouding verschilt per geluidsbron. LFG kan van verschillende soorten bronnen komen, zoals: 

  • Apparatuur of voorzieningen in en om het huis, bij de buren of in de directe omgeving, zoals cv-ketels, pc’s, wasmachines, koelkasten, adapters , meterkast van het elektriciteitsnet, muziek (bastonen), warmtepompen, ventilatiesystemen, vijverpompen en zwembadpompen;
  • Verkeer (weg- en spoorverkeer, scheep- en luchtvaart);
  • Boven- én ondergrondse (industriële) installaties, zoals elektriciteits- en warmtecentrales, waterzuiveringsinstallaties, rioleringsinstallaties, pompen, gemalen, ventilatoren, koelinstallaties, aggregaten, ventilatiesystemen, afzuiginstallaties en windturbines.

In de natuur komt LFG ook voor, bijvoorbeeld bij storm, onweer of golven op het strand. Geluiden in het lichaam - bijvoorbeeld slikken, of bloedstromingen in aders - zijn voor een groot deel ook laagfrequent.

bronnen van laagfrequent geluid

Enkele bronnen van LFG binnens- en buitenshuis (Bron: RIVM, 2021) 

Bronnen van Laagfrequent geluid (LFG) buitenhuis zijn bijvoorbeeld windmolens, vliegtuigen, wegverkeer en werkzaamheden. Binnenhuis is dit bijvoorbeeld een ventilator of geluidsbox.

De bron van laagfrequent geluid of een bromtoon kan zich in huis bevinden of van buiten komen, bijvoorbeeld de buren. Het is handig om eerst zelf op zoek te gaan naar waar het geluid vandaan komt. Soms blijkt het geluid namelijk door een apparaat in huis of het huis van de buren te worden veroorzaakt. Dit lukt zeker niet altijd, maar als het wel lukt is een oplossing soms eenvoudig. Als u er niet uitkomt, kunt u professionele hulp van de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) of Omgevingsdienst inschakelen. Kijk daarvoor bij ‘Bij wie kan ik terecht?’.

Op zoek naar de bron 

  1. Zet de hoofdschakelaar van de elektriciteit in uw huis uit. Als het geluid er dan niet meer is, dan komt het geluid uit uw woning. 
  2. Zet in dat geval alle apparaten uit, en daarna één voor één weer aan nadat u de hoofschakelaar weer aan hebt gezet. Zo kunt u ontdekken welk apparaat de boosdoener is. 
    Tip: Het is handig het aan- en uitzetten van de geluidsbron te volgen met een geluidsapp. Zo’n app geeft aan of het geluid verdwijnt bij het uitzetten van de elektriciteit of bepaalde apparaten. Er zijn verschillende geluidsapps voor een telefoon (zoeken op ‘geluidsapp’). Deze geven in het algemeen de frequentie van een geluid vanaf 25 Hz Hertz (Hertz) goed aan (het volume geven ze meestal niet precies goed weer).
  3. Blijft het geluid aanwezig na het uitschakelen van de hoofdschakelaar? Dan kunt u de buren vragen of zij bijvoorbeeld een nieuw apparaat in huis hebben, waardoor de hinder kan zijn ontstaan, of een oud apparaat dat is versleten. U kunt vragen of zij willen meewerken aan uw speurtocht naar de bromtoon: in eerste instantie door het uit- en weer aanzetten van apparaten. Als dat niet helpt door het tijdelijk uitschakelen van hun hoofdschakelaar en het een voor een weer aanzetten van apparatuur. Dan kunt u beoordelen of het hinderlijke geluid daarmee samenhangt. Controleer hier ook weer met een geluidsapp of het geluid verdwijnt. Eventueel kunt u de buren deze informatie over laagfrequent geluid geven, om uit te leggen waarom u hen dit vraagt.
  4. Blijft het geluid aanwezig, maar kunt u niet vinden waar het vandaan komt? Noteer dan een tijdje (enkele dagen) waar en wanneer u het geluid hoort en houd dit bij de hand wanneer u contact opneemt met de GGD of de omgevingsdienst. Zij kunnen ook met u meedenken over de twee onderstaande punten.
  5. Woont u in een wooncomplex of appartementengebouw? Vraag dan aan de eigenaar (woningbouwvereniging of verhuurder) of VVE om onderzoek te doen in en rond het gebouw, eventueel in overleg met de omgevingsdienst. Resonanties of contactgeluiden via leidingen of bouwkundige constructies kunnen leiden tot bromgeluiden of trillingen, ook op afstand van de bron. De eigenaar kent het gebouw en de bijbehorende verwarmings- of ventilatiesystemen het beste.
  6. Zijn er activiteiten of werkzaamheden in de buurt die een brom kunnen veroorzaken? Dit zijn bijvoorbeeld: riool- of watergemalen, tijdelijke bronbemalingen of wijkkasten voor elektriciteit of internetverbindingen, of een schip in een nabije haven. De gemeente, omgevingsdienst of het waterschap kunnen daar meer informatie over geven.

Meer tips zijn te vinden op de website van de Stichting LaagFrequent geluid.

Meten van LFG

Er spelen veel aspecten mee bij het horen van bromtonen. Daarom is er geen standaard  manier om mensen te helpen die last hebben van LFG. Meten van LFG kan onderdeel zijn van de aanpak, maar dat hoeft niet. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) of de omgevingsdienst kunnen dit beoordelen, indien nodig in overleg met andere organisaties.

Er zijn verschillende manieren om LFG te meten. Van heel eenvoudig (zelf) meten tot een uitgebreid onderzoek.

  • Met een toongenerator-app op een telefoon  is makkelijk te bepalen welke frequentie u hoort. U kunt dan samen met een professional op zoek gaan naar waar deze toon vandaan komt. Dit is vooral geschikt voor tonen en minder geschikt voor ruisachtige geluiden. Deze methode wordt steeds vaker gebruikt, maar niet alle organisaties hebben er ervaring mee.
  • De Stichting LaagFrequent geluid kan u eventueel instructies geven voor het zelf meten met een eenvoudige microfoon en SpectrumLab. De uitkomsten hiervan zijn een indicatie; er is expertise nodig voor het opnemen van geluid en het beoordelen van de uitkomsten.
  • Om te weten of er in uw omgeving relatief veel LFG aanwezig is, kan een verschilmeting helpen. Hiermee wordt gemeten wat de verhouding is tussen gewoon geluid en het laagfrequente deel van het geluid. Vervolgens wordt beoordeeld of er naar verhouding veel LFG aanwezig is. 
    Dit is een redelijk eenvoudige meting, maar er is wel een goed meetapparaat voor nodig. De meting moet ook uitgevoerd worden door iemand met kennis van deze apparatuur of aan de hand van een instructie van een deskundige. Een verschilmeting is een momentopname en geeft een aanwijzing of er veel LFG aanwezig is. De meting helpt niet om een bron te vinden.
  • Uitgebreidere metingen worden meestal alleen gedaan als er aanwijzingen zijn voor veel LFG in de omgeving, of als veel mensen er hinder van ondervinden. Een uitgebreide meting moet namelijk kunnen bijdragen aan een oplossing. De betrokken organisaties, zoals de GGD en de omgevingsdienst, zullen deze afweging maken of erover adviseren; het doen van deze metingen is geen verplichting.

De meting aanpassen aan het menselijk oor

Het menselijk oor is niet voor alle frequenties even gevoelig. Om het geluidsniveau uit te drukken op een schaal die overeenkomt met de manier waarop wij geluid waarnemen, moeten we de meting corrigeren voor de gevoeligheid van ons oor. Dit wordt gedaan met de A-weging. Wanneer geluidsniveaus met gebruikmaking van een zogenaamd A-filter gemeten zijn, wordt als eenheid dB decibel (decibel)(A) gebruikt. Voor LFG is de C-weging geschikter. Zie onderstaande tekstbox.

LFG – Menselijk gehoor versus geluidsmeter

LFG – Menselijk gehoor versus geluidsmeter 

Het menselijk oor is niet voor alle geluidsfrequenties even gevoelig. Daarom is het oor niet goed te vergelijken met een frequentie- of decibelmeter. Een goede meter kan precies vaststellen hoe hoog en hoe hard een geluid is. Het menselijk oor functioneert vooral goed tussen 500 Hz Hertz (Hertz) en 8000 Hz. Daarboven en daaronder neemt het waarnemend vermogen af. Dit betekent voor LFG dat mensen het pas bij relatief hoge geluidniveaus (hard geluid) kunnen horen. Bij het vaststellen van het geluidsniveau maakt het voor LFG uit welke weging wordt gebruikt. 
De A-weging wordt het meest gebruikt bij het bepalen en controleren van geluidsnormen. Deze meetinstelling corrigeert voor de gevoeligheid van een ‘gemiddeld’ menselijk oor bij matige geluidniveaus. Omdat mensen LFG pas horen bij vrij hoge geluidniveaus kun je zeggen dat de A-weging LFG niet heel goed kan meten. De minder gebruikte C-weging geeft een beter beeld van de totale hoeveelheid geluid. Maar daarmee is het weer niet duidelijk welk deel ervan wij als mensen kunnen horen. Wel neemt de C-meting meer LFG mee in de beoordeling van het geluidsniveau.