Infectieziekten Bulletin, februari 2024

Auteur

Joukje Siebenga, Wageningen University & Research (WUR Wageningen University & Research (Wageningen University & Research))

In 2020 sprong Wageningen Bioveterinary Research (WBVR Wageningen Bioveterinary Research (Wageningen Bioveterinary Research)), als geaccrediteerd veterinair laboratorium, in om te helpen met coronadiagnostiek voor mensen, voor onder andere de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)  Amsterdam. Met de hiermee gegenereerde verdiensten kon Wageningen University & Research (WUR Wageningen University & Research (Wageningen University & Research)), waarvan WBVR onderdeel uitmaakt, het investerings- en onderzoeksprogramma Early Recognition and Rapid Action in Zoonotic Emergencies (ERRAZE@WUR) opzetten. De ministeries van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) zijn inmiddels medefinancier van delen van het programma. De doelen van ERRAZE komen op veel plaatsen overeen met de acties die in het Actieplan Versterken Zoönosenbeleid (in 2022 opgesteld door VWS en LNV) beschreven staan. ERRAZE heeft twee belangrijke doelen, die worden ingevuld door een breed pallet One Health-projecten.

Ten eerste werken we aan het versterken van de pandemische paraatheid, bijvoorbeeld door het optimaliseren van bestaande laboratorium- en diagnostiekcapaciteit. Hierdoor kan de landelijke surveillance van zoönotische dierziekten nog beter worden uitgevoerd. Door ook in te zetten op het verder versterken van bestaande en nieuwe nationale en internationale samenwerkingsverbanden kan WUR bij een eventuele volgende zoönotische crisis nog beter beslagen ten ijs komen.

Werken aan preventie is het tweede, en misschien wel belangrijker, doel: het verkleinen van de kans op een volgende pandemie. In het artikel wordt dieper ingegaan op een aantal op preventiegerichte projecten.

In april 2024 organiseert ERRAZE een internationale bijeenkomst waar resultaten van het programma worden gepresenteerd, en (inter-) nationale bezoekers hun werk presenteren.

Pandemische paraatheid bij WUR Wageningen University & Research (Wageningen University & Research)

Wereldwijd zijn experts het erover eens dat een volgende infectieziektecrisis onvermijdelijk is. Pandemische paraatheid heeft ook bij WUR de aandacht. Wanneer die nieuwe uitbraak, of pandemie-in-wording zich voordoet, willen we eerder, sneller en doelmatiger kunnen reageren dan in 2019-2020 mogelijk was. Dus trekken we, samen met partners uit het veld, lessen uit de coronacrisis, ontwikkelen we nieuwe kennis en een scala aan methoden die voor vroege detectie ingezet zullen worden. Daarnaast wordt gewerkt aan het verder ontwikkelen van computermodellen die bij zoönotische dierziekten de effecten van mitigerende maatregelen voorspellen. De inzet is primair om te voorkomen dat mensen geïnfecteerd worden, en de impact bij dieren minimaal te houden. Het is ook belangrijk om te kunnen werken met een zo compleet mogelijk afwegingskader; niet alleen epidemiologische voorspellingen zijn belangrijk bij het voorkomen of bestrijden van infectieziekte-uitbraken, maar ook inzicht in de gevolgen van maatregelen op bijvoorbeeld economisch en sociaal-maatschappelijk vlak.

Paraatheid én preventie

Naast paraatheid moet ook blijvend worden geïnvesteerd in de preventie van zoönosen. Preventie is bij zoönosen, net als in humane gezondheidszorg, (kosten)effectiever dan reactief ingrijpen: an ounce of prevention is worth a pound of cure. Om duurzaam de kans op zoönosen te verkleinen, is beter inzicht noodzakelijk in de omstandigheden die kiemoverdracht van de oorspronkelijke gastheer naar een andere drager (spill-overs) mogelijk maken. En er is meer kennis nodig van het traject na die eerste spill-over, maar vóórdat een nieuwe epidemie bij mensen optreedt; zoals bekend is zoönotische spill-over slechts een eerste hindernis. Daarna moet ook blijvende overdracht naar andere individuen van de nieuwe soort optreden. Van dit complexe fenomeen is een epidemie of pandemie slechts het allerlaatste stadium.

Op wereldschaal is best veel bekend over waar zoönosen grotere kans hebben om van dieren naar mensen over te gaan. De omstandigheden waarin aanhoudende verspreiding in de nieuwe gastheersoort mogelijk wordt, volgen vaak uit verstoring van (eco)systemen. Pathogenen krijgen meer kans om in contact te komen met vatbare ‘nieuwe’ soorten wanneer contactstructuren tussen verschillende diersoorten en tussen dieren en mensen veranderen, en ook in verstoorde ecosystemen waarin de algemene gezondheid van dieren onder druk staat. Plaatsen van habitatverlies of -verandering zijn vaak onlosmakelijk verbonden met hoe en waar mensen leven, reizen, produceren, handeldrijven en consumeren, bijvoorbeeld gedreven door ontbossing, en (veranderende) dierhouderijsystemen. Zulke veranderingen staan niet zelden in relatie tot de landbouw en voedselproductie. Ook de toename van extreme weersomstandigheden en daaruit volgende rampen hebben invloed op de vatbaarheid van dieren; de relatie tussen rampen en het risico op epidemieën is evident. In dat licht is het zeer positief dat Nederland nu een Pandemic and Disaster Preparedness Center heeft, waarin expertise uit beide vakgebieden (rampen en pandemieën) wordt samengebracht.

Kennis voor handelingsperspectief

Meer regiospecifieke inzichten kunnen handvatten bieden voor duurzaam werkzame preventiestrategieën. Hiervoor is de traditionele One Health-aanpak, waarin veterinaire geneeskundigen en medici samenwerken, niet genoeg. De nieuwe One Health-definitie van de One Health High Level Expert Panel (externe link)geeft goed weer wat er nodig is (zie kader). Met expertise in dieren-, landschaps- en ziekte-ecologie, virologie, epidemiologie, sociologie, en kennis van voedselsystemen en systeemtransities kunnen WUR Wageningen University & Research (Wageningen University & Research)-onderzoekers eerder in de gebeurtenissen aan de knoppen draaien, en werken aan op preventie gerichte projecten.

One Health is an integrated, unifying approach that aims to sustainably balance and optimize the health of people, animals and ecosystems. It recognizes the health of humans, domestic and wild animals, plants, and the wider environment (including ecosystems) are closely linked and inter-dependent.The approach mobilizes multiple sectors, disciplines and communities at varying levels of society to work together to foster well-being and tackle threats to health and ecosystems, while addressing the collective need for clean water, energy and air, safe and nutritious food, taking action on climate change, and contributing to sustainable development.

Zo werken de groepen ‘Wildlife Ecology and Conservation’ en ‘Ontwikkelingseconomie’ samen aan de vraag of het zoönosenrisico wordt verkleind wanneer gericht biodiversiteitsherstel plaatsvindt, in samenhang met lokale kennis over bijvoorbeeld ziektesymptomen en contact met (plaag)dieren. De relatie tussen de mate van biodiversiteit en zoönosenrisico is complex. Deze studie heeft tot doel duidelijkheid te geven of, en hoe, bescherming van biodiversiteitrisico’s kan verkleinen, en welke maatregelen het meest passend zijn. Het onderzoek wordt in Sierra Leone uitgevoerd in intensieve samenwerking met lokale onderzoekers en gemeenschappen; zij hebben een leidende rol bij het ontwerpen van passende interventiemaatregelen.

Voor de preventie van een nieuwe pandemie zijn we afhankelijk van internationale samenwerking bij het aanpakken van risico’s en vroege detectie van nieuwe pathogenen. Dat onderstreept de noodzaak om ook de sociaal-maatschappelijke context goed te begrijpen. In eerste instantie wordt gefocust op de interactie met wilde knaagdieren en andere diersoorten die bekend staan als potentiële overbrengers van ziekten, zoals lassakoorts. Met vragenlijsten zal informatie over contact met dieren, landbouw, schoonmaak, boskap en andere gebruiken worden verzameld. Gesprekken met lokale gezondheidsautoriteiten geven inzicht in de gezondheid van bewoners. Het uiteindelijke doel is om passende interventiestrategieën te ontwikkelen en te testen.

Zoönosen en voedselsystemen

Meer nadrukkelijk aan de productie van voedsel gekoppeld, is een project in Kenya, dat in nauwe samenwerking met lokale partijen wordt uitgevoerd. Het is een pilot en bouwt op de kennis dat epidemieën vaak in de context van landbouw- en voedselproductie ontstaan.

Een belangrijk doel is de capaciteit van twee Keniaanse County One Health Units (COHU) te versterken, zodat zij zoönosen in hun voedselsysteem beter kunnen beheersen en zo bijdragen aan het voorkomen van pandemieën. Zo wordt ook gewerkt aan het operationaliseren van One Health en het benutten van bestaande gegevens (op mondiaal, nationaal en lokaal niveau) om de gezondheids- en sociaaleconomische gevolgen van zoönosen op lokale voedselsystemen te beoordelen. Deze benaderingen zullen uiteindelijk leiden tot de cocreatie van zoönosepreventiestrategieën die in lokale omstandigheden goed toepasbaar zijn. De service die in de pilot ontwikkeld wordt, wordt later voor andere regio’s toepasbaar gemaakt. Er wordt samengewerkt met supranationale organisaties zoals het International Livestock Research Institute (ILRI) en African Medical & Research Foundation (AMREF).

Zoönosen en transmissie van zoönosen treden niet alleen in het buitenland op, maar ook in Nederland. Dus ook in Nederland wordt gewerkt aan lokale zoönoseveiligheid. Het is goed dat het Nationaal Actieplan Versterken Zoönosenbeleid en het Nationaal Plan Landelijk Gebied over en weer naar elkaar verwijzen: ‘Het zwaartepunt van het actieplan is preventie. De inzet op het tegengaan van klimaatverandering en verandering van landgebruik wordt onverminderd voortgezet. Daarnaast stelt het kabinet handreikingen op om gemeenten en provincies te ondersteunen bij het meewegen van zoönosenrisico’s bij de inrichting van het landelijk en stedelijk gebied.’

Binnen een recent gestart project  wordt de komende twee jaar de brug tussen gebieds- en omgevingsexperts en zoönosenexperts verder verstevigd. In Nederland worden de komende decennia grote veranderingen in klimaat, landgebruik, en dierhouderij voorzien. Er wordt gewerkt aan de herinrichting van landelijk en stedelijk gebied, waaronder vergroening en vernatting. Een van de doelen hierbij is het herstel van natuurlijke systemen en biodiversiteit. Deze veranderingen kunnen impact hebben op zoönosenrisico’s, en daarnaast ook andere, positieve en negatieve, gezondheidseffecten hebben. Ook rondom andere veranderingen door menselijke activiteit, zoals klimaatverandering, zijn nieuwe zoönosenrisico’s, en de mogelijkheden tot inspelen daarop, nog onvoldoende inzichtelijk.

Weerbare systemen

Waar infectieziekte-experts zich traditioneel richten op het inperken van risico’s, bijvoorbeeld door bioveiligheidsmaatregelen door fysieke barrières, is er daarnaast nog veel te winnen door het vergroten van de weerbaarheid van systemen. Het stimuleren van het zelfregulerend vermogen van ecosystemen kan een belangrijk onderdeel van een veiligheidsaanpak zijn, waarbij in een dynamisch evenwicht verstoringen door het systeem zelf opgevangen worden. Hierbij wordt een adaptatiemodel nagestreefd, zeer bekend in de ecologie, in plaats van het controlemodel, dat infectieziekte-experts gewend zijn te gebruiken. Er is nog weinig kennis over adaptatiemogelijkheden. Beter inzicht in directe of indirecte volksgezondheidsrisico’s en positieve effecten van groen, water en vernieuwde inrichting, waar mogelijk gekwantificeerd, is nodig om ze in context te kunnen wegen, aan belanghebbenden duidelijk te maken, en indien nodig te mitigeren.

Dergelijke kennis zal ook helpen de rol van menselijk handelen bij zoönosenrisico’s onder de aandacht te brengen, en het bewustzijn te vergroten dat dieren niet gezien moeten worden als de primaire bron van infectieziekten. Net als het feit dat dieren zelf ook de dupe kunnen worden van een toegenomen ziektelast. Dat heeft implicaties voor de (beleids)maatregelen die we effectief kunnen toepassen voor het inperken van risico’s.

Investeringen in paraatheid zijn heel belangrijk, maar investeringen in de preventie van zoönosen zullen altijd kosten-effectiever zijn. Zij zullen een belangrijke bijdrage leveren aan een lagere ziektelast, en aan gezondere dieren en ecosystemen.