Infectieziekten Bulletin, februari 2024

Auteurs

Corien Swaan, Toos Waegemaekers, Joke van der Giessen, Eelco Franz, Susan van den Hof, Saskia Euser, Marleen Bink, Riny Janssen, Eefke Weesendorp, Peter Steenhuis

Centrum Infectieziektebestrijding

Het RIVM werkt in opdracht van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) vanuit meerdere thema’s aan de versterking van de infectieziektebestrijding en pandemische preventie en paraatheid van Nederland. Hierbij werken we nauw samen tussen deze thema’s onderling én met onze externe nationale en internationale partners. De thema’s zijn:

Hieronder volgt een korte beschrijving per thema.

Versterking landelijke en regionale infectieziektebestrijding

De COVID-19-bestrijding heeft veel gevergd van Infectieziektebestrijdings(IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding))-professionals. De pandemie toonde aan dat de IZB-structuur niet voorbereid en ingericht was op een dergelijke langdurige crisis. Het is belangrijk dat het CIb Centre for Infectious Disease Control (Centre for Infectious Disease Control)-LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding) met GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en terugkijkt en lessen trekt uit de COVID-19-respons op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Het doel is de kwaliteit en uniformiteit van de Nederlandse infectieziektebestrijding te vergroten en deze zodanig in te richten dat de structuur voldoende robuustheid en slagkracht heeft om een volgende grote, langdurige uitbraak het hoofd te bieden.

Het project bestaat uit de volgende onderdelen:

Versterking medisch-inhoudelijk bestrijdingsbeleid

Het LCI Generiek Draaiboek, de kapstok voor (pandemische) paraatheid, en het draaiboek International Health Regulations (IHR International Health Regulations (International Health Regulations)) zullen worden geëvalueerd met de GGD’en. De volgende thema’s worden daarnaast uitgelicht: Points of Entry, bron- en contactonderzoek (BCO bron- en contactonderzoek (bron- en contactonderzoek)), risicocommunicatie en gedragsinterventies op maat, netwerk- en stakeholdersanalyse en beschikbaarheid van noodmedicatie. Tevens zal het CIb Responsplan voor opschaling worden geactualiseerd, inclusief paraatheid voor onderzoek (‘research readiness’), een gestandaardiseerde risk assessment-methodiek en actualisatie van de risk ranking voor infectieziekten.

Versterking bovenregionale samenwerking

Uit focusgroepbijeenkomsten met GGD’en bleek dat de basis van het infectieziektebestrijdingsstelsel goed is, maar dat bovenregionale samenwerking deze kan versterken. Bovenregionale samenwerking vermindert kwetsbaarheid bij de bestrijding van uitbraken bij lokale GGD’en, bevordert de afstemming met landelijk beleid en stimuleert de multidisciplinaire samenwerking. Op basis van inhoudelijke thema’s en in samenwerking met de GGD’en wordt de bovenregionale samenwerking ingericht, als versterking van de bestaande regionale ondersteuningsstructuur (Regionaal Arts Consulent/Regionaal Epidemioloog Consulent).

Monitoring (pandemische) paraatheid

Met behulp van internationale monitoringssystemen voor het beoordelen van (pandemische) paraatheid, zoals van de WHO World Health Organization (World Health Organization) (IHR)1 en EU Europese Unie (Europese Unie)2 (Verordening voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen), wordt een gemeenschappelijke agenda opgesteld met alle verbeterplannen voor all hazard (pandemische) paraatheid van Nederland. 

Bij de uitwerking hiervan wordt, naast de professionals van de GGD’en, ook afgestemd met GGD GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) Nederland en de Landelijke Functie Opschaling Infectieziekten (LFI).

Gedragsinzichten infectieziektebestrijding

Gedrag van mensen - burgers en (zorg)professionals - speelt een centrale rol bij de preventie, tijdige detectie en effectieve behandeling van ziekten. De COVID-19-pandemie toonde duidelijk het belang van grootschalige gedragsverandering. Testen, afstand houden en vaccineren was essentieel voor een effectieve respons.3 Toegang tot actuele gedragskennis en praktisch bruikbare handelingsperspectieven ondersteunde beleidsmakers en (zorg)professionals om te komen tot de gewenste gedragsveranderingen. Denk bijvoorbeeld aan kennis over draagvlak voor (toekomstige) maatregelen of over effectieve communicatie. Ook de eventuele neveneffecten van maatregelen op bijvoorbeeld mentale gezondheid zijn van belang om hierbij mee te nemen. Bij een toekomstige uitbraak/pandemie kan gedragswetenschappelijke kennis beter en eerder ingezet worden (zie De organisatie van gedragswetenschappen tijdens de COVID-19 pandemie: geleerde lessen uit een internationaal vergelijkende casestudie3).

De RIVM-Gedragsunit is in coronatijd opgericht en werkt aan pandemische paraatheid. Het streven is om gedragskennis in de toekomst beter te benutten bij de vormgeving en uitvoering van een effectieve respons. Hiervoor werken we samen met ons netwerk in Nederland en Europa. Met organisaties zoals de WHO, ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control) en Europese Commissie werken we aan onderzoeksrichtlijnen en meetinstrumenten voor gedragswetenschappelijk onderzoek. Hiermee kan bij een uitbraak snel worden geschakeld en opgeschaald. Er is daarbij in Nederland in het bijzonder aandacht voor burgers waarvoor maatregelen extra grote impact hebben of die moeilijker bereikt worden door reguliere communicatie in tijden van crisis.

Een pandemie laat zich niet door landsgrenzen remmen. Om bij een volgende pandemie vanuit de gedragswetenschappen paraat te staan en snel te kunnen schakelen, is een sterk academisch netwerk én een netwerk met maatschappelijke stakeholders van belang in Nederland en daarbuiten. Vanuit Gedrag & Gezondheid werkt het RIVM aan het uitbouwen en bestendigen van een netwerk rondom gedrag en infectieziektebestrijding. In dat netwerk fungeert het RIVM als kennismakelaar tussen de overheid, professionals uit het veld en de gedragswetenschappelijke kennis en expertise in binnen- en buitenland.

Surveillance van infectieziekten

Zoals de COVID-19-pandemie liet zien, is tijdige signalering van een dreiging van een grootschalige uitbraak essentieel om zo vroeg mogelijk de infectie(ziekte) op te sporen, de ernst en omvang ervan vast te stellen en de verdere verspreiding van infecties, met name onder risicogroepen, zoveel mogelijk te voorkómen en te beperken. Het doel is de ziektelast – door de infectieziekte zelf én andere negatieve gevolgen voor de samenleving – te beperken en te beheersen. Om voortdurend zicht te hebben op de ontwikkeling en verspreiding van infectieziekten is surveillance een essentieel instrument.

Effectieve surveillance vraagt om een brede set aan data en indicatoren voor alle lagen van de ziektepiramide. Om dit inzicht te verkrijgen is een grote diversiteit aan databronnen en het kunnen combineren en integreren hiervan noodzakelijk. Bovendien dient de surveillance snel opschaalbaar te zijn om grote, veranderende datastromen te faciliteren. De COVID-19-pandemie liet zien dat verbeteringen nodig zijn. Zo bleken gegevens uit het zorgdomein lastig uit te wisselen en ontbrak het aan automatisering.

Voor de versterking van de surveillance richten we ons op vijf pijlers:

  1. Verbreding en versterking surveillance-instrumenten
  2. Versterking samenwerking en samenhang met domeinen dier/voedsel/milieu
  3. Beter voorbereid op grootschalige uitbraken en pandemieën
  4. Data minder vrijblijvend, beter uitwisselbaar en te integreren
  5. Gericht uitbouwen sterke internationale positie

Omdat we niet weten wat de volgende epidemie of pandemie gaat zijn, vindt brede versterking van surveillance over alle infectieziekten plaats. Een groot deel van deze versterking vindt plaats in projecten gericht op de databron. Denk aan verbreden, versterken en structureel borgen van de rioolwatersurveillance, ziekenhuissurveillance, Nivel-peilstations, kiemsurveillance uit dieren/omgeving/mensen, immuunsurveillance, Infectieradar en de surveillance van vaccinatiegraad/-respons/-effectiviteit. Een deel daarvan is in de COVID-19-pandemie geïnitieerd. Daarnaast zet het CIb sterk in op het vergroten van een integrale aanpak van de surveillance, waarbij data uit bovengenoemde surveillancebronnen geïntegreerd worden. Hiervoor investeren we in het creëren en gebruiken van een data-infrastructuur en het maken van samenwerkingsafspraken met partijen met wie we data uitwisselen en combineren.

Microbiële diagnostiek voor de publieke gezondheid

Surveillance gebaseerd op laboratoriumdata is belangrijk voor publieke gezondheid maar ook voor pandemische paraatheid. Om bij een toekomstige pandemie te kunnen beschikken over laboratoriumcapaciteit en -data zijn de volgende zaken essentieel:

Het borgen van data- en monsterstromen uit microbiologische laboratoria

Medisch-microbiologische diagnostiek dient in eerste instantie de individuele patiënt. Maar de data die hieruit voortkomen zijn vaak ook nodig voor surveillance en bestrijding van infectieziekten. Het delen van relevante data en monsters met het RIVM gebeurt op dit moment veelal op vrijwillige basis. In 2023 heeft het RIVM kwetsbaarheden en hiaten vastgesteld, en voorstellen gedaan om deze data- en monsterstromen op een toekomstbestendige wijze in te richten. In 2024 wordt die borging verder vormgegeven.

Het faciliteren van uitwisseling van laboratoriumdata voor surveillance

In de nasleep van de COVID-19-pandemie heeft het verbeteren van uitwisseling van laboratoriumdata tijdens een epidemie of pandemie veel aandacht gekregen. Op dit moment is het landschap van datasystemen voor het aanleveren van laboratoriumdata aan het RIVM versnipperd. Om beter klaar te staan bij een pandemie wordt als onderdeel van de RIVM-surveillancestrategie een nieuw laboratoriumsurveillanceplatform, LabSentiNL, ingericht. GGD’en en laboratoria zijn hierbij betrokken.

Het formaliseren van de laboratorium-opschalingsstructuur

Tijdens de COVID-19-pandemie is gebruikgemaakt van een laboratoriumnetwerk voor opschaling dat voor het eerst gebruikt is tijdens de influenzapandemie van 2009. De rol van deze ‘outbreak assistance laboratories’ is om bij een infectieziekte met een mogelijk landelijke impact, op aanwijzing van het RIVM, snel betrouwbare diagnostiek te implementeren. Hierdoor ontstaat er voldoende capaciteit om in de eerste fase van een crisis patiënten te diagnosticeren en daarmee bij te dragen aan de infectieziektebestrijding en het doorbreken van transmissieketens. In 2023 is dit netwerk geëvalueerd en zijn de criteria voor deelname bijgesteld, zodat we het netwerk in 2024, in samenspraak met de LFI, kunnen formaliseren.

Versterken zoönosen (Zoover)

Sinds de COVID-19-pandemie staan zoönosen weer volop in de belangstelling. De voorbereiding op nieuwe pandemieën vraagt een verdere versterking van het zoönosebeleid. Bij het RIVM startte in 2022 het programma ZooVer (Versterking Zoönosen). Hierin versterken we de signalering, surveillance, respons en preventie van zoönosen in een One Health-aanpak.

Signalering

In de huidige zoönosestructuur is de eerste schakel in het signaleren van zoönosen het Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z Signaleringsoverleg Zoönosen (Signaleringsoverleg Zoönosen)). Hiernaast wordt een “forecastingsoverleg” opgezet, waarin langetermijnontwikkelingen met potentiële invloed op de aanwezigheid van zoönosen worden gesignaleerd. Ook wordt een Rapid Risk Assessment Tool voor snelle (kwantitatieve) risicoschatting (RRAT) opgezet om signalen meer eenduidig en transparant te kunnen duiden voor advies over opschaling en risicocommunicatie.  

Surveillance

Er wordt ingezet op versterking van ‘One Health’-surveillancesystemen, waarbij data over de aanwezigheid van infectieziekten vanuit het humane, veterinaire en milieudomein integraal worden geanalyseerd en geduid. Specifieke aandacht gaat uit naar vogel- en varkensgriep, psittacose, westnijlvirus en opduikende infectieziekten vanuit wilde dieren. Daarnaast wordt de ’Emerging Zoonoses’(EmZoo)-lijst4 geüpdatet. ZooVer werkt ook aan de verbetering en harmonisatie van detectiemethoden voor zoönotische pathogenen in mens/dier/voedsel/lucht/water/bodem.

Respons

Voor een adequate en tijdige respons op een zoönose met pandemisch potentieel zet het RIVM in op: (1) het versneld op orde brengen van (LCI) richtlijnen en draaiboeken voor zoönosen met een grote impact, (2) het borgen van voldoende aandacht voor (onbekende) zoönotische verwekkers in het Generiek Draaiboek Infectieziektebestrijding en (3) het versterken van het netwerk voor het bestrijden van zoönosen. 

Preventie

Ontwikkelingen zoals klimaatverandering kunnen gevolgen hebben voor risico's op zoönosen vanuit het milieu/leefomgeving. Door langjarige monitoringsprogramma’s krijgen we inzicht in de effecten van klimaatverandering. Dat inzicht kan benut worden voor overheidsplannen voor bijvoorbeeld de gezonde leefomgeving of stedelijke vergroening. Met de NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)/Centrum Monitoring Vectoren wordt een kennisplatform voor vectorgebonden infectieziekten opgezet om kennis/adviezen over praktische preventie en bestrijding van vectoren toegankelijker te maken voor lokale/regionale (overheids)organisaties. Ook zet het CIb in op het verhogen van de ‘zoönosengeletterdheid’ bij burgers (kennis van zoönosen, incl. kennis over gedrag en communicatie) via een multidisciplinaire aanpak met o.a. de RIVM-Gedragsunit.

Samenvattend

Vanuit vijf inhoudelijke thema’s op het gebied van het versterken van de landelijke en regionale IZB, gedragsinzichten, surveillance, microbiële diagnostiek en zoönosen werkt het RIVM – samen met haar partners – aan het versterken van de infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid.