Ammoniak (NH3) is een kleurloos gas. De veehouderij is de belangrijkste bron van ammoniak in het milieu. Ammoniak ontstaat voornamelijk doordat enzymen in mest het ureum in urine afbreken. In de periode 1990-2016 zijn de berekende emissies van ammoniak met ruim 65% afgenomen (Van Zanten et al., 2017); in de periode 1990-2000 was de afname het sterkst. Deze afname is het gevolg van emissiearm bemesten (bijvoorbeeld het injecteren van mest in de grond) en emissiearme stallen, afdekken van mestopslagen, krimp van de veestapel, eiwitarm voer.

Ammoniakconcentratie op veehouderijen

Op de bedrijven zelf is de concentratie ammoniak vooral hoog in stallen en mestopslagplaatsen. De emissie is sterk afhankelijk van de diersoort, het type stal en de manier van opslaan van mest. In tegenstelling tot de emissies, dalen de concentraties van ammoniak in de lucht sinds 2000 niet meer. In de periode 2005-2016 zijn deze zelfs licht gestegen (Wichink Kruit en Van Pul, 2018). Deze trend vindt men zowel in de metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit alsook de metingen van het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (Compendium voor de Leefomgeving, 2018). Een groot deel van de stijging wordt veroorzaakt doordat er meer ammoniak in de lucht aanwezig blijft. Dat komt doordat de concentraties van stikstofdioxide en zwaveldioxide in de lucht gedaald zijn. Met deze stoffen reageert ammoniak en worden ammoniumzouten gevormd: ammoniumnitraat en -sulfaat: het belangrijkste onderdeel van secundair fijn stof. Door de verminderde omzetting van ammoniak met stikstofoxiden en zwaveldioxiden naar secundair fijn stof, zijn de secundaire fijnstofconcentraties afgenomen (Wichink Kruit en Van Pul, 2018).

Bijdrage van ammoniakconcentraties aan de leefomgeving

Het landelijk gemiddelde van de ammoniakconcentratie bedraagt circa 7 µg/m3. In gebieden met veel veehouderijen kan de gemiddelde ammoniakconcentratie hoger zijn, tot enkele tientallen µg/m3 (Compendium voor de Leefomgeving, 2015; Bloemen et al., 2012; Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN)). De geurdrempel van ammoniak, de waarde waarbij ongeveer de helft van de mensen de geur waarneemt, ligt tussen 100-1000 µg/m3 (Ruijten et al., 2009). De blootstelling komt bijna nooit boven de maximaal toelaatbare concentraties, namelijk 100 µg/m3 voor chronische blootstelling (één jaar en langer) en 1200 µg/m3 voor acute blootstelling (1-14 dagen) (Baars, 2008). Ammoniak van veehouderijen draagt bij aan effecten op de natuur (vermesting en verzuring). Daarnaast draagt het bij aan de vorming van secundair fijn stof (zie pagina fijn stof emissies) en geurhinder.

  • Baars, A.J. (2008). Bijlage A. Advieswaarden ammoniak. In: Dusseldorp A., Maassen C.B.M., Heederik D.J.J., Fischer P.H. Veehouderij en gezondheid. Update van kennis over werknemers en omwonenden.  RIVM Rapport 2015-0135
  • Bloemen, H.J.T., Uiterwijk, W. en Hoek, K. van der (2012). Bijdragen veeteeltbedrijven aan ammoniak- en fijnstofconcentraties: Eindevaluatie LOG De Rips. RIVM Rapport 680889001.
  • Compendium voor de Leefomgeving, 2018
  • Compendium voor de Leefomgeving, 2015. Geraadpleegd op 4 maart 2015.
  • Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN)
  • Ruijten, M.W.M.M., Doorn, R. van en Harreveld, A.P. van, Bepaling van geurhinder voor crisisbeheersing. RIVM Rapport 609200001
  • Wichink Kruit, R.J. en W.A.J. van Pul (2018). Ontwikkelingen in de stikstofdepositie. RIVM rapport 2018-0117
  • Zanten, M. van, Wichink Kruit, R.J., Hoogerbrugge R., Swaluw, E. van der en Pul, W.A.J. van, 2017. Trends in ammonia measurements in the Netherlands over the period 1993-2014. Atmospheric Environment 148, 352-360.