Het meten van de droge depositie van NHx en NOy is ingewikkeld en relatief duur. Daarom wordt voor het landelijk beeld de droge depositie afgeleid met behulp van modelberekeningen die worden gekalibreerd aan de hand van concentratiemetingen, die veel eenvoudiger en goedkoper zijn uit te voeren. De natte depositie is wel direct te meten, maar dit gebeurt niet overal in Nederland, zodat voor het ruimtelijke beeld ook modelberekeningen nodig zijn, die dan vervolgens aan de hand van de natte depositiemetingen worden gecorrigeerd. Momenteel worden er op beperkte schaal droge depositiemetingen van ammoniak uitgevoerd. Deze worden echter nog niet gebruikt voor validatie en correctie van de berekeningen.

De ontwikkeling van de landelijk gemiddelde depositie wordt jaarlijks door het RIVM op het compendium voor de leefomgeving gerapporteerd. In onderstaande figuur is de totale stikstofdepositie onderverdeeld in  NHx en NOy depositie1.

 

De landelijk gemiddelde stikstofdepositie bedroeg in 1990 ruim 2700 mol stikstof per hectare. De stikstofdepositie is sindsdien geleidelijk gedaald tot het huidige niveau van ruim 1600 mol stikstof per hectare. 

De daling in stikstofdepositie op lange termijn (1990-2017) is het gevolg van lagere emissies van zowel stikstofoxiden als van ammoniak. In Nederland is de bijdrage van ammoniak aan de stikstofdepositie gemiddeld circa twee keer zo groot als die van stikstofoxiden.

 

De NHx depositie in de periode 2005 - 2017  is herberekend met een vaste modelversie (OPSv452) en een consistente emissiereeks 1990-2017 van de Emissieregistratie. Omdat ook alle concentratiemetingen voor de berekende jaren beschikbaar zijn, zijn de droge en de natte depositie gekalibreerd met behulp van de metingen in het jaar waarin de depositie berekend is.