Geluid is een zich voortplantende trillende beweging (drukschommeling), meestal door de lucht, die door het gehoor waargenomen kan worden. Deze geluidstrillingen of -golven bezitten een bepaalde frequentie (aantal trillingen/drukschommelingen per seconde). De frequentie, uitgedrukt in Hz Hertz (Hertz), bepaalt de toonhoogte: hoe hoger de frequentie, des te hoger de toon. De golflengte heeft een directe relatie met de frequentie: hoe lager de frequentie, hoe groter de golflengte en andersom. Deze paragaaf richt zich voor de duidelijkheid op geluid met één frequentie (zuivere tonen).

Het geluids(druk)niveau (L) of -volume wordt uitgedrukt in deciBel (dB decibel (decibel)). Het geluidsdrukniveau wordt bepaald door de amplitude van de trilling (maximale geluidsdruk), zie Figuur 1. De decibel is een logaritmische maat. Dit betekent dat het aantal decibels afkomstig van verschillende bronnen niet zomaar opgeteld kan worden. Het geluid van twee even sterke onafhankelijke bronnen geeft een verhoging van het geluidsniveau met 3 dB (3 dB meer dan het geluidsniveau van één bron).

Een verdubbeling van het geluidsniveau wil echter niet zeggen dat het geluid ook twee keer zo luid wordt ervaren en er twee keer zoveel hinder is. Een toename van het geluidsniveau met 10dB wordt meestal door een mens ervaren als ‘twee maal zo hard’.  

Laag- en hoogfrequent geluid over tijd

Figuur 1: Laag- en hoogfrequent geluid (linker figuur) en hard en zacht geluid (rechter figuur).

Het menselijk gehoor heeft een bereik voor geluidfrequenties tussen ongeveer 20 en 20.000 Hertz. Frequenties buiten dit bereik kan de mens niet als geluid waarnemen. Het menselijk oor is niet voor alle frequenties even gevoelig. Binnen dit bereik is het menselijk gehoor het meest gevoelig voor frequenties van ongeveer 1000 tot 5000 Hertz. Dat wil zeggen dat frequenties bij gelijke geluidsterkte in dit gebied beter waargenomen worden dan lagere of hogere frequenties. Omgekeerd is voor het horen van een lagere of hogere frequentie een hogere geluidsdruk nodig.

Deze richtlijn richt zich voornamelijk op geluid met frequenties hoger dan 100 Hz. Geluid met frequenties onder de 100 Hz, laagfrequent geluid en infrageluid, wordt uitgebreid besproken in de richtlijn ‘Meldingen over een bromtoon’.

De laagste geluidsdruk waarbij een persoon een frequentie nog kan waarnemen, met andere woorden: het zachtste geluid dat een persoon kan horen, heet de gehoordrempel (ook wel waarnemingsdrempel genoemd). De gehoordrempel wordt dus bepaald door de frequentie en geluidsdruk. In Figuur 2 is deze relatie tussen de gehoordrempel en de geluidfrequentie voor het (gemiddeld) menselijk oor weergegeven. Een jong, gezond mens hoort het beste rond een frequentie van 4000 Hz. Naarmate iemand ouder wordt of door langdurige blootstelling aan hard geluid, wordt het bereik aan de kant van de hoge tonen, hoge frequenties, kleiner.

De gemiddelde gehoordrempel van jonge, gezonde mensen

Figuur 2: De gemiddelde gehoordrempel van jonge, gezonde mensen (ISO International Organization of Standardization (International Organization of Standardization) 226: 2003, geluidsniveau in dB SPL).

Het menselijk oor is dus niet voor alle frequenties even gevoelig. Om hiermee bij de beoordeling van de geluidbelasting rekening te houden wordt de A-weging toegepast. Met de A-weging wordt voor het verschil in frequentiegevoeligheid gecorrigeerd en kan de geluidbelasting voor meerdere frequenties in één getal worden weergegeven.

Wanneer geluidsniveaus met gebruikmaking van een zogenaamd A-filter gemeten zijn, dan wordt als eenheid dB(A) gebruikt. Er wordt dan niet meer gesproken over geluiddrukniveaus maar over geluidsniveaus. Omgevingsgeluid wordt bijna altijd uitgedrukt in dB(A) of in een blootstellingmaat die daarop gebaseerd is. In Figuur 3 is voor een aantal situaties het geluidsniveau in dB(A) weergegeven. Bij 140 dB(A) ligt de pijngrens.

oorcheck decibelmeter

Figuur 3: Oplopende geluidschaal (dB(A)) met enkele geluidsituaties ter illustratie (bron: www.oorcheck.nl).