Belangrijkste resultaten van het rapport ‘Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2020-2023) en trend (1992-2023)'

In het kort

Stikstof en fosfor in mest zorgen ervoor dat gewassen beter groeien. Wanneer landbouwbedrijven mest gebruiken, kan stikstof en fosfor wegspoelen naar het grond- en oppervlaktewater waardoor dat vervuilt. Sinds de jaren 90 is de hoeveelheid stikstof en fosfor in het grondwater en oppervlaktewater sterk gedaald. Hierdoor is de waterkwaliteit beter geworden. Sinds 2012 is deze daling gestopt. In dit rapport zijn de effecten van beleidsmaatregelen op de waterkwaliteit in beeld gebracht. De waterkwaliteit is sinds 2012 niet structureel verbeterd. Daarmee is de  waterkwaliteit op dit moment onvoldoende.

Het is erg onwaarschijnlijk dat het huidige beleid voldoende is om de doelen van de Nitraatrichtlijn te halen. Deze conclusie wordt bevestigd door verschillende andere onderzoeken naar de toekomstige effecten van beleid.

Belangrijkste resultaten:

1. Landbouwpraktijk: Stikstof- en fosforoverschot

Sinds 2012 is de daling van het stikstof- en fosforoverschot gestopt. Het overschot van stikstof en fosfor in de bodem is een belangrijke graadmeter voor de relatie tussen landbouwpraktijk en waterkwaliteit.

Sinds 2015 daalt dit overschot in de bodem niet meer. Tussen 2015 en 2018 stijgt het zelfs een beetje. Het loslaten van de melkquota in 2015 is hiervoor een belangrijke reden. Daardoor groeide de veestapel, en nam de productie van stikstof toe. Ook werd er in deze periode meer kunstmest gebruikt.

Vanaf 2018 is er een licht dalende trend te zien. Deze daling komt vooral door een kleinere veestapel, waardoor er minder mest van dieren wordt gebruikt. In de jaren 2018 tot 2022 heeft de droogte eraan bijgedragen dat het stikstofoverschot toeneemt.

grafiek

Figuur 1. Trend in het relatieve stikstof- en fosforoverschot in de Nederlandse landbouw. De waarde voor 1970 is vastgesteld op 100. Jaarlijkse waarneming vanaf 1986. Daarvoor alleen in 1970, 1975, 1980 en 1983. (Bron: CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) Statline, 2024)

Trend in het relatieve stikstof- en fosforoverschot in de Nederlandse landbouw. De waarde voor 1970 is vastgesteld op 100. Jaarlijkse waarneming vanaf 1986. Daarvoor alleen in 1970, 1975, 1980 en 1983. Vanaf 1986 neemt voor zowel fosfor als stikstof het overschot in de Nederlandse landbouw af. De daling van het overschot stagneert echter de laatste twintig jaren. Een kleine stijging in de periode 2015-2018 is zelfs zichtbaar. Sindsdien is weer een licht dalende trend zichtbaar.
 

2. Waterkwaliteit onder landbouwbedrijven

Tot 2012 daalde de nitraatconcentratie in het uitspoelingswater op landbouwbedrijven. Daarna is de nitraatconcentratie niet verder verbeterd.
Vooral op de zand- en lössgronden bevat het uitspoelingswater op landbouwbedrijven te veel nitraat.

Nitraat is een van de vormen waarin stikstof voorkomt in de bodem en het water. Sinds 2012 daalt de hoeveelheid nitraat in het water dat uitspoelt uit percelen op landbouwbedrijven niet meer. Door de droge zomers vanaf 2018 is de hoeveelheid nitraat in het grondwater onder landbouwbedrijven weer gestegen. In 2023 was het niveau nog steeds hoger dan vóór de droge zomers. Tussen 2020 en 2023 zijn de nitraatconcentraties gemiddeld zelfs hoger dan tussen 2016 en 2019. Dit verschil komt bijna helemaal door de droge zomers van 2020 en 2021. Bij droogte nemen gewassen onder andere minder stikstof op waardoor er meer in de bodem achterblijft en uitspoelt.

Vooral in gebieden met een ondergrond van zand en löss wordt gemiddeld genomen niet voldaan aan de norm. Bij 58 procent van de bedrijven op zandgrond is de nitraatconcentratie in het uitspoelingswater te hoog.

 

Figuur 2. Nitraatconcentratie (als nitraat (NO3) in mg/l) in het water dat uitspoelt uit percelen op landbouwbedrijven per regio in de periode 1992-2023. Weergegeven is de jaargemiddelde concentratie. De band geeft het 95%-betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn weer.

Nitraatconcentratie (als nitraat (NO3) in mg/l) in het water dat uitspoelt uit percelen op landbouwbedrijven per regio in de periode 1992-2023. Weergegeven is de jaargemiddelde concentratie. De band geeft het 95%-betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn weer.

Voor de regio’s wordt onderscheid gemaakt in zand, löss, klei en veen.

Periodegemiddelde nitraatconcentraties voor 2020-2023 zijn in alle regio’s hoger dan in de voorgaande periode 2016-2019. Na een sterke daling in de concentraties vanaf de jaren negentig en een stagnatie van deze daling ongeveer in 2012, namen de concentraties vanaf 2017 weer toe, om in de jaren 2020-2022 weer te gaan dalen.

3. Diepere grondwaterlagen en drinkwaterbronnen

Gemiddeld over heel Nederland voldoet nitraat in het grondwater onder landbouwgebieden aan de norm, maar vooral op zandgronden zijn er overschrijdingen.
Te veel nitraat geeft vooral op de zandgronden problemen met de bronnen voor drinkwater.

Het grondwater op grotere diepte voldoet gemiddeld over heel Nederland aan de norm. In het gebied ‘Zand Zuid’ wordt de norm niet gehaald in het grondwater op 5 tot 15 meter onder landbouwgebied. Een te hoge nitraatconcentratie in het grondwater is een bedreiging voor lokale drinkwaterbronnen. In ongeveer 20 procent van de grondwaterwinningen zijn de stoffen nitraat, nikkel en sulfaat nu al, of in de toekomst mogelijk een probleemstof. Nikkel en sulfaat kunnen vrijkomen als er te veel nitraat in het grondwater zit.

Kaart 1. De 35 grondwaterwinningen met nitraat, of gerelateerde stoffen als nikkel en sulfaat, aangemerkt als huidige of potentiële probleemstoffen (uit van Driezum et al., 2020) weergegeven voor de verschillende grondsoortregio’s van het LMM Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid).

Kaart 1
De 35 grondwaterwinningen met nitraat, of gerelateerde stoffen als nikkel en sulfaat, aangemerkt als huidige of potentiële probleemstoffen (uit van Driezum et al., 2020) weergegeven voor de verschillende grondsoortregio’s van het LMM Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid).

Op de kaart wordt onderscheid gemaakt in huidige probleemstof aangetroffen in de winning, potentiële probleemstof aangetroffen in de winning en potentiële probleemstof aangetroffen in de waarnemingsputten.

In Staat drinkwaterbronnen (Van Driezum et al., 2020) wordt voor 35 verschillende grondwaterwinningen nitraat, of de daaraan gerelateerde parameters nikkel en sulfaat, aangemerkt als huidige of potentiële probleemstoffen. Deze analyse is gebaseerd op informatie uit de tweede generatie gebiedsdossiers drinkwaterwinningen. Daarbij is ook gebruikgemaakt van metingen van individuele winputten. Op Kaart 1 zijn deze grondwaterwinningen weergegeven voor de verschillende grondsoortregio’s van het LMM. Opgemerkt wordt dat voor een aantal grondwaterwinningen in Noord-Brabant deze informatie niet bekend is.

4. Kwaliteit van het oppervlaktewater

55 procent van de oppervlaktewateren is eutroof of potentieel eutroof. 
Eutrofiëring speelt zowel in de kleinere regionale wateren als in de grote Rijkswateren.

Van de zoete oppervlaktewateren is 44 procent eutroof. De biologische kwaliteit van het water is dan niet op orde. Planten en dieren die van nature in dit water thuishoren zijn onvoldoende aanwezig mede als gevolg van meststoffen.

Een klein deel (11 procent) van de wateren is potentieel eutroof. De biologische kwaliteit van het water is op orde maar het water bevat te veel meststoffen. Het risico bestaat dat op termijn de biologie niet meer voldoet.
Voor de zoute wateren is het beeld anders. Van deze wateren is 20 procent eutroof en 60 procent potentieel eutroof.

Kaart 2. Eutrofiëringstoestand, bepaald voor de waterlichamen die in de Kaderrichtlijn Water (KRW Kaderrichtlijn Water (Kaderrichtlijn Water)) worden onderscheiden, voor de periode 2020-2022.

Eutrofiëringstoestand, bepaald voor de waterlichamen die in de Kaderrichtlijn Water (KRW Kaderrichtlijn Water (Kaderrichtlijn Water)) worden onderscheiden, voor de periode 2020-2022. 

Op deze kaart wordt voor de eutrofiëringstoestand onderscheid gemaakt in eutroof, potentieel eutroof, niet-eutroof en niet-toetsbaar.

Op deze kaart wordt een ruimtelijk beeld van de eutrofiëringstoestand van de KRW-waterlichamen gegeven.

5. Prognose van de toekomstige ontwikkeling van de waterkwaliteit

Het is onwaarschijnlijk dat het huidige beleid toereikend is om de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn te halen. Diverse onderzoeken naar de verwachte effecten bevestigen deze conclusie.

Wageningen Environmental Research (WenR) onderzocht in 2024 wat de effecten zijn van het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn op het uitspoelingswater. Ook onderzocht WenR of het doel gehaald wordt in de 34 grondwaterbeschermingsgebieden uit de Bestuursovereenkomst Nitraat. Deltares onderzocht in 2024 wat de effecten van het mestbeleid zijn op het oppervlaktewater.

Uit deze drie onderzoeken blijkt dat het de verwachting is, dat veel doelen van de Nitraatrichtlijn niet gehaald gaan worden. De klimaatscenario’s van het KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) uit 2023 laten zien dat de kans groot is dat de komende tientallen jaren in de zomer minder neerslag valt, en buiten de zomer juist meer. Dit kan leiden tot hogere nitraatconcentraties in het water op landbouwbedrijven. Hierdoor stijgt ook de hoeveelheid nitraat in het grond- en oppervlaktewater.

Verdiepende informatie