PBT (Persistent, Bioaccumulerend en Toxisch) = Persistent - Bioaccumulerend - Toxisch De PBT nieuwsbrief geeft informatie over ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, stoffen-beoordelingen, methodiekontwikkeling, en discussies die spelen op het gebied van de beoordeling van PBT-stoffen.
5e nieuwsbrief PBT (Persistent, Bioaccumulerend en Toxisch)
NL Stofevaluaties van potentiele PBT/vPvB (zeer persistent en zeer bioaccumulerend) stoffen
Binnen het REACH (Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals
) geven de lidstaten invulling aan het proces
stofevaluatie (http://echa.europa.eu/information-on-chemicals/evaluation/community-rolling-action-plan/corap-table).
In 2011 is het RIVM, namens het Nederlands bevoegd gezag (NL-CA)
begonnen met het screenen van gegevens in de REACH
registratiedossiers en openbare literatuur om potentiële PBT/vPvB’s
op te sporen. Een aantal van deze stoffen zijn op de CoRAP-
(Community Rolling Action Plan) lijst geplaatst van ECHA (European Chemicals Agency) (European
Chemicals Agency). De volgende stoffen worden of zijn beoordeeld.
Triclosan
In 2012 heeft het RIVM de evaluatie van Triclosan gedaan. In juni
2014 heeft het Member State Comité (MSC (Marine Stewardship Council)) het ontwerpbesluit
aangenomen en omgezet in een definitief besluit dat naar de
registrant is verstuurd.
(http://echa.europa.eu/documents/10162/0fe59e36-9bdb-4e08-a9ef-7cb01c8a4477).
Omdat de registrant het niet eens is met het besluit, heeft de
registrant een bezwaar ingediend bij de Kamer van Beroep van ECHA
(BOA). Er is door de BOA nog geen uitspraak gedaan,
Reaction mass of mixed
(3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluorooctyl) phosphates, ammonium
salt
In 2013 is het RIVM gestart met de stofevaluatie van bovenstaande
stof. In juni 2015 heeft het MSC het ontwerpbesluit
aangenomen en omgezet in een definitief besluit dat naar de
registrant is verstuurd. De registrant heeft 3 maanden de tijd om
een bezwaar in te dienen bij het BOA.
Ditolylether en Trismethylfenylfosfaat (TCP (Tricresylfosfaat))
In 2014 is het RIVM gestart met de stofevaluatie van twee nieuwe
potentiële PBT/vPvB stoffen gestart, te weten ditolylether en
trismethylfenylfosfaat (TCP). Laatstgenoemde stof staat ook sterk
in de belangstelling vanwege vermeende neurotoxische effecten bij
piloten en cabinepersoneel in vliegtuigen, welke ook in de
evaluatie van TCP meegenomen worden. De ontwerpbesluiten zijn
verstuurd naar de registranten die hun commentaar hierop hebben
gegeven. Het commentaar wordt door het RIVM verwerkt en het streven
is om het finale besluit af te handelen in de MSC van juni 2016.
Voor TCP geldt dat de verdenking van PBT/vPvB is vervallen naar
aanleiding van aanvullende gegevens. Dit is verwerkt in het
ontwerpbesluit. De zorg over neurotoxische stoffen blijft.
Reactieproduct van tetrapropylene en benzeen en een verbinding van
tert-butylperoxide
In 2015 is het RIVM gestart met de evaluatie van deze twee
nieuwe potentiële PBT/vPvB stoffen (zie CoRAP-tabel:
http://echa.europa.eu/information-on-chemicals/evaluation/community-rolling-action-plan/corap-table).
De verwachting is dat een eerste versie van het ontwerpbesluit eind
december klaar is voor toezending naar ECHA.
PBT Expert Group
Op 29-30 september jl. vond de 10e PBT Expert Group vergadering
plaats bij ECHA in Helsinki.
Deze Expert Groep besprak de voortgang van beoordelingen van
potentiële PBT/vPvB stoffen uit diverse kaders (REACH, biociden en
het Verdrag van Stockholm [POP Verdrag]). Naast inhoudelijke
discussies over de PBT/vPvB eigenschappen van stoffen is ook
gesproken over aanpassing van de PBT-guidance en testmethoden.
Tijdens deze 10e vergadering was Dr. Mark Bonnell van het Canadese
Milieudepartement uitgenodigd om een gastlezing te houden over de
"weight of evidence" (WoE) aanpak die Canada toepast voor
de risicobeoordeling van PBT/vPvB stoffen. Tussen de aanpak van de
EU (Europese Unie) en Canada met betrekking tot WoE zijn geen grote verschillen te
constateren maar de terminologie en definities die bij de WoE van
PBT/vPvB van beide instanties worden gebruikt zou geharmoniseerd
dienen te worden. Er is ook aanbevolen door verschillende PBT EG (Europese Gemeenschap)
leden en ECETOC (European Centre for Ecotoxicology and Toxicology of Chemicals) om dit in de revisie van de PBT guidance mee te
nemen. Voor meer info zie:
https://chemicalwatch.com/42764/weight-of-evidence-dominates-pbt-expert-group-meeting
POP
Van 4 tot 8 mei vond de 7e Conference of the Parties van het
Stockholmverdrag (COP7) plaats in Geneve. Voor deze vergadering
waren drie stoffen voorgesteld om te worden toegevoegd aan het POP
verdrag: polychlorinated naphthalenes (PCNs), hexachloorbutadieen
(HCBD) en pentachloorphenol (PCP (Pneumocystis Carinii Pneumonie)). Voor alle drie de stoffen zijn
er moeizame onderhandelingen gevoerd. Voor de PCNs gaf Rusland aan
het begin van de vergadering aan dat zij deze stoffen nog
gebruiken. Bij HCBD had China moeite met opname in annex C van het
verdrag (unintentional emissions) en bij PCP gaf India geen steun
aan opname omdat India nog PCP produceert en gebruikt. Canada, dat
nog PCP gebruikt in zogenaamde telefoonpalen en de dwarsbalken
daarvan (utility poles and crossarms) stelde zich coöperatiever op.
Uiteindelijk zijn alle drie stoffen in het verdrag opgenomen:
a. HCBD listed in annex A. Further work for POPRC to investigate
listing in annex C
b. PCNs listed in annex A and C with the exemptions for the
productions of polyfluorinated naphthalenes, including
octafluoronaphthalene as requested by Russia as in CRP (C-reactief proteïne) 29
c. PCP listed in annex A with exemptions for utility poles and
crossarms.
Voor de opname van PCP was een afgedwongen stemming van alle
aanwezige partijen noodzakelijk, hetgeen zeer ongebruikelijk is
omdat besluiten binnen het verdrag normaliter bij consensus worden
genomen.
http://chm.pops.int/TheConvention/ConferenceoftheParties/Meetings/COP7/tabid/4251/mctl/ViewDetails/EventModID/870/EventID/543/xmid/13075/Default.aspx
Behalve discussies over de nieuw toe te voegen stoffen is er ook uitgebreid gediscussieerd over de uitzonderingen voor het gebruik van PFOS (perfluoroctaansulfonaten). Een aantal uitzonderingen zullen vervallen omdat geen van de verdragspartijen te kennen heeft gegeven er nog langer gebruik van te willen maken. In de discussie over 'acceptable purposes' voor PFOS die momenteel time-unlimited zijn wilden een aantal Europese landen (Noorwegen voorop, maar ook Zweden, Denemarken en Zwitserland) de 'acceptable purposes' time limited maken. De discussie hierover was gecompliceerd omdat er verschil van interpretatie is of het eerste initiatief om uit te faseren bij de verdragspartijen ligt, of dat het verdrag dat kan afdwingen. Voor een aantal open toepassingen zoals fire fighting foam en insect baits is dat jammer. In Europa zijn nog een beperkt aantal uitzonderingen van toepassing.
SEAC (Socio-Economic Assessment Committee)
In juni 2015 presenteerden Frans Oosterhuis en Roy Brouwer
(Instituut voor Milieuvraagstukken, Vrije Universiteit) tijdens de
27ste vergadering van het sociaal-economische analyse comité (SEAC)
van ECHA een studie naar potentiële grenswaarden of benchmarks voor
de kosteneffectiviteit van maatregelen om gebruik en emissie van
PBT en vPvB stoffen in te perken
http://reachhelpdesk.nl/Nieuws/Nieuws:230577/Publicatie_rapport_grenswaarden_voor_analyse_van_proportionaliteit_van_autorisaties_en_restricties_voor_PBT_en_vPvB_stoffen
In de studie is een analyse gemaakt van de kosteneffectiviteit van
maatregelen ter vervanging door alternatieven, voor
emissiebeperking en schoonmaken van vervuilde locaties voor een
zevental PBT stoffen en stofgroepen zoals decabroom difenylether
(decaBDE), polychloor bifenylen (PCBs) en hexabroom cyclododecaan
(HBCDD (hexabromocyclododecane)).
Het uitgangspunt hierbij is dat dit overzicht van kosten per
vermeden kilogram PBT of vPvB stoffen uit het verleden ons iets kan
vertellen over de zogenaamde “willingness to pay” van de
maatschappij om het gebruik en de emissie van PBT en vPvB stoffen
in te perken. Het rapport is samen met een database het
eindresultaat van een project uitgevoerd in opdracht van het
Ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met het
RIVM. Voor SEAC levert de studie een belangrijke eerste stap in de
richting van concrete grenswaarden (benchmarks) voor de
proportionaliteitsbeoordeling.
SEAC beoordeelt voorstellen voor restricties en autorisatieverzoeken van stoffen in het kader van de Europese chemische stoffen wetgeving REACH. De belangrijkste taak van het comité is een wetenschappelijk onderbouwde opinie te vormen over de proportionaliteit van de voorstellen. Daarbij is de vraag in hoeverre de verwachte gezondheid en/of milieu baten (in termen van risico- of impact reductie) van de voorgestelde maatregel opwegen tegen de verwachte kosten van de maatregel. Voor PBT en vPvB stoffen is deze beoordeling een extra uitdaging omdat de risico's en impact op de mens en het milieu niet kunnen worden geschat omdat onzekerheden daarvoor te groot zijn of de informatie gewoon niet bekend is. Een SEAC PBT werkgroep stelde om deze reden in 2014 voor dat een proportionaliteitsafweging voor autorisatie en restricties van PBT en vPvB stoffen mogelijk kan worden ingevuld door middel van een bepaling van de kosteneffectiviteit van de maatregel. Dit betekent dat SEAC in haar beoordeling van de proportionaliteit van maatregelen voor dit type stoffen onder andere zal kijken naar de maatschappelijke kosten die worden gemaakt per kg (kilogram) vermeden emissie of verminderd gebruik of verwijdering van de PBT of vPvB stof. De vraag die dan nog open ligt is bij welke orde van grootte van kosteneffectiviteit de maatregel proportioneel dan wel niet proportioneel wordt geacht. Het uitgevoerde project geeft een eerste aanzet voor het toewerken naar grenswaarden (of benchmarks) die richting kunnen geven bij de beantwoording van die proportionaliteitsvraag.