M. Bults, D.J.M.A. Beaujean, C.J. Wijkmans, A. Timen, J.H. Richardus, H.A.C.M. Voeten. In 2010 ontving de minister van Volksgezondheid het advies van de Gezondheidsraad (GR (groepsrisico)) om hoogrisicogroepen vaccinatie tegen Q-koorts aan te bieden. (1) Het enige beschikbare humane vaccin tegen Q-koorts, genaamd Q-VAX, was ontwikkeld in Australië. Ondanks het feit dat Q-VAX niet geregistreerd was voor gebruik in Nederland, wogen volgens de GR de voordelen op tegen eventuele nadelen, voornamelijk voor patiënten met specifieke hart- en vaataandoeningen wonend in hoogrisicogebieden in Noord-Brabant en Zuid-Limburg. De Minister van Volksgezondheid nam dit advies van de GR over. Dit artikel beschrijft een onderzoek dat is uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de besluitvorming over vaccinatie door deze hoogrisicopatiënten en de factoren die de besluitvorming beïnvloeden.
De uitvoering van de vaccinaties werd gecoördineerd door het RIVM in samenwerking met de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Hart voor Brabant en het onderzoeks- en vaccinatiecentrum Vaxinostics. Mensen die gebruik wilden maken van het aanbod en tot de risicogroep behoorden, konden contact opnemen met hun huisarts. De huisarts kon hen dan aanmelden bij Vaxinostics.
Het vaccin werd aangeboden aan patiënten:
- die een ontsteking van het hart (endocarditis) hebben gehad;
- die een nieuwe hartklep (hartklepprothese) hebben gekregen;
- die een aangeboren hartafwijking hebben;
- die een hartklepprobleem (aortaklep of mitralisklep) hebben;
- die een verwijding of uitstulping (aneurysma) van de levensslagader (aorta) hebben;
- waarbij een deel van de levensslagader (aorta) is vervangen door een kunststof gedeelte (prothese).
De GR (groepsrisico) beval vaccinatie niet aan voor gezonde mensen
of voor mensen met andere dan de hierboven genoemde aandoeningen.
Ook zij die al eerder met de Q-koortsbacterie in aanraking waren
geweest, kwamen niet voor vaccinatie in aanmerking. Van januari tot
en met april 2011 werden 1366 patiënten gevaccineerd bij de GGD
Hart voor Brabant.
Resultaten
Van de 500 patiënten die werden benaderd, namen er 413 deel aan
de exitinterviews (respons 83%). Van de respondenten was 61% man.
De meerderheid (70%) was ouder dan 60 jaar; 24% was tussen de 41 en
60 jaar en 6% was 40 jaar of jonger; 49% was laag opgeleid; 23% was
middelhoog en 29% was hoog opgeleid; 29% van de respondenten had
een fulltime of parttime baan.
Verhoogd risico
De meest genoemde redenen voor acceptatie van de Q-koorts vaccinatie was: 'verhoogd risico op (chronische) Q-koorts' (69%); 'mijn huisarts heeft gezegd dat ik er goed aan doe' (34%) en 'Q-koorts kan ernstig zijn' (14%) (Figuur 1). Andere redenen waren: 'mijn specialist heeft gezegd dat ik er goed aan doe' (7%);'ik ben erg vatbaar voor infecties' (6%); 'ik woon in een met Q-koorts besmet gebied / in een gebied met veel schapen en geiten' (6%) en 'als ik het niet doe, krijg ik later misschien spijt' (4%).
Figuur 1 Redenen voor acceptatie Q-koortsvaccinatieErnst van de ziekte
86% Van de respondenten was het (helemaal) eens met de
stellingen ‘Q-koorts is een ernstige ziekte’, en ‘Q-koorts is zeer
schadelijk voor mijn gezondheid’; 19% gaf aan regelmatig over
Q-koorts te denken. Na vaccinatie gaf 6% aan zich vatbaar te voelen
om het komende jaar Q-koorts te krijgen en 9% gaf aan hierover
bezorgd te zijn. Vrouwen rapporteerden vaker gevoelens van
bezorgdheid dan mannen (p = 0,04).
Twijfel
Een derde van de respondenten twijfelde aan de Q-koortsvaccinatie. Vrouwelijke respondenten (p 0,001), respondenten van 60 jaar of jonger (p = 0,007) en respondenten met een baan (p = 0,02) rapporteerden vaker gevoelens van twijfel over het vaccinatie-besluit. De twijfels hadden voornamelijk betrekking op 'angst voor ernstige bijwerkingen (op de langere termijn)' (20%; 26/130); 'angst voor milde bijwerkingen' (19%; 25/130); 'praktische barrieres' (19%; 24/130) en 'vaccinatie is onvoldoende getest' (10%; 13/130).
Informatie en advies
Tweederde van de respondenten (68%) was door de huisarts op de
hoogte gebracht dat zij voor vaccinatie in aanmerking kwamen.
Respondenten ouder dan 60 jaar (p = 0,01); lager opgeleiden (p
0,001) en degenen zonder baan (p = 0,004) waren vaker door de
huisarts geïnformeerd. 16% Van de respondenten werd geinformeerd
via de lokale/regionale krant. Hoger opgeleide respondenten (p =
0,002) en respondenten met een baan (p = 0,04) gaven aan vaker door
de lokale/regionale krant geinformeerd te zijn. Van de overige
respondenten gaf 8% aan via de radio en/of televisie op de hoogte
te zijn gebracht en 6% werd via de specialist geinformeerd. De
meerderheid (79%) was tevreden over de wijze waarop ze op de hoogte
waren gebracht. Lager opgeleide respondenten (p = 0,002) en
respondenten zonder baan (p = 0,03) waren vaker tevreden. Van de
respondenten gaf 40% aan (heel) veel informatie te hebben ontvangen
over de Q-koortsvaccinatie. De meesten vonden de informatie
begrijpelijk (87%) en betrouwbaar (90%).
52% Van de respondenten vroeg advies aan de sociale omgeving over
de Q-koorts- vaccinatie; hiervan gaf 67% aan dat het advies van
invloed was op het vaccinatiebesluit. De meest genoemde bron van
informatie was de huisarts (60%;128/215), familie (32%; 68/215),
specialist (13%; 28/215), en vrienden (13%; 27/215).
30% Van de respondenten heeft actief naar informatie gezocht over
de Q-koortsvaccinatie. Respondenten van 60 jaar of jonger (p =
0,006); hoger opgeleiden (p = 0,001) en degene met een baan (p =
0,001) zochten vaker naar informatie.
Andere preventieve maatregelen
Van de respondenten nam 22% andere preventieve maatregelen naast
vaccinatie. Voor 74% (65/88) betekende dit dat zij contact vermeden
met geiten en schapen; 36% (32/88) stelde een bezoek aan een met
Q-koorts geïnfecteerd gebied uit of zag er helemaal van af; 13%
(11/88) vroeg de huisarts om advies en 11% (10/88) nam andere
preventieve maatregelen. Hoger opgeleide respondenten namen vaker
preventieve maatregelen dan lagere opgeleide respondenten (p =
0,007).
Handelen van de overheid
Respondenten werd gevraagd naar hun gevoelens ten aanzien van
overheidshandelen bij de bestrijding van Q-koorts in Nederland. 49%
Rapporteerde overwegend negatieve en 44% overwegend positieve
gevoelens. Hoger opgeleide respondenten rapporteerden vaker
negatieve gevoelens (p = 0,004). De meest gerapporteerde negatieve
gevoelens waren nalatigheid (55%; 101/184); teleurstelling (18%;
33/184) en irritatie (16%; 30/184). Van de respondenten die
positieve gevoelens rapporteerden werden gevoelens van vertrouwen
(47%; 78/166) en tevredenheid (38%; 63/166) het meest
gerapporteerd.
Aanbevelingen voor de praktijk
Op basis van dit onderzoek kunnen een aantal aanbevelingen worden opgesteld voor de risicocommunicatie bij toekomstige uitbraken van infectieziekten:
- Vaccinatiebesluitvorming is niet eenduidig binnen de doelgroep voor vaccinatie, als gevolg van sociaaldemografische verschillen. Meer inzicht in deze verschillen is van belang om informatie-op-maat te maken;
- Bij toekomstige uitbraken van infectieziekten is het belangrijk het publiek te informeren over de ernst van en vatbaarheid voor de ziekte, maar ook in te gaan op de voordelen en eventuele risico’s van de vaccinatie;
- De huisarts speelt een belangrijke rol in de
vaccinatiebesluitvorming van met name oudere patiënten. Het is
daarom van belang dat huisartsen gestimuleerd worden om patiënten
te informeren en te ondersteunen bij de vaccinatiebesluitvorming.
Dit is een samenvatting van het artikel Why did patients with
cardiovascular disease in the Netherlands accept Q fever
vaccination? Vaccine 2012; 30:3369-3375.
Auteurs
M. Bults1, D.J.M.A. Beaujean2, C.J. Wijkmans3, A. Timen2,
J.H. Richardus1, H.A.C.M. Voeten1
- GGD Rotterdam-Rijnmond, Rotterdam
- Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven
- GGD Hart voor Brabant, Den Bosch
Literatuur
Gezondheidsraad. Vaccinatie van mensen tegen Q-koorts; eerste advies. Den Haag: Gezondheidsraad, 2010; publicatienr. 2010/08