J.H. Hoff, A.M. Oostveen, A.S.G. van Dam, M. van Tilburg-Wolthuis Boerencampings zijn goedkoop en winnen nog steeds aan populariteit. Gemiddeld wordt er in Nederland 6 miljoen keer per jaar overnacht. Maar hoe is het gesteld met de hygiëne en veiligheid op deze campings? Sinds 2001 controleert en adviseert het team Technische hygiënezorg van GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Hart voor Brabant deze kleine recreatievoorzieningen op het gebied van hygiëne en veiligheid. Recent onderzocht de GGD in hoeverre de gegeven adviezen zijn opgevolgd.

Het team Technische Hygiënezorg (THZ Technische Hygienezorg (Technische Hygienezorg)) van GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Hart voor Brabant startte in 2001 met het controleren en adviseren en van recreatievoorzieningen op het gebied van hygiëne en veiligheid. Aanleiding hiervoor was de forse toename van het aantal kampeerboerderijen in het werkgebied. Tussen 2001-2007 zijn 206 recreatievoorzieningen met overnachtingsmogelijkheid bezocht. Dit zijn minicampings, kampeerboerderijen, jachthavens, groepsaccommodaties en blokhutten /scoutingaccommodaties. De grotere campings zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze worden beoordeeld door bijvoorbeeld de ANWB.

Tijdens de controles signaleerde THZ bij bijna alle recreatievoorzieningen een aantal vergelijkbare knelpunten. Zo namen exploitanten van recreatievoorzieningen te weinig maatregelen ter preventie van Legionella-infecties, werkten zij vaak niet met schoonmaak- en afvinklijsten en wisten zij niet wanneer men moet reinigen met schoonmaakmiddelen en wanneer reiniging gevolgd moet worden door desinfectie. Speeltoestellen hadden niet de benodigde typekeuringen en veelal werd er geen logboek bijgehouden, wat verplicht is volgens het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Ook was er onvoldoende kennis over voedselveiligheid.

De GGD bracht eigenaren van recreatievoorzieningen en gemeenten via een rapport op de hoogte van de bevindingen en adviezen. Daarnaast organiseerde de GGD in de zomer van 2009 in samenwerking met de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) 2 informatiebijeenkomsten voor deze voorzieningen en gemeenten. Het doel van deze bijeenkomsten was om de bovengenoemde knelpunten met bijbehorende adviezen nog eens extra onder de aandacht te brengen.

Het is echter onduidelijk of recreatievoorzieningen het advies over hygiëne en veiligheid hebben opgevolgd. Daarnaast heeft GGD Hart voor Brabant weinig inzicht in de beweegredenen van exploitanten om het advies wel of niet op te volgen .

Inzicht in de hygiëne en veiligheid bij recreatievoorzieningen is nodig om een gezonde- en veilige leefomgeving van bezoekers en medewerkers van deze voorzieningen te waarborgen.

Opzet onderzoek

Met behulp van gestructureerde telefonische interviews is geïnventariseerd in welke mate recreatievoorzieningen het advies over hygiëne en veiligheid hebben opgevolgd. Voor deze interviews zijn 127 van de in totaal 206 bezochte recreatievoorzieningen willekeurig geselecteerd. Het interview bestond vooral uit vragen over de advisering van de GGD op het gebied van Legionella-preventie, schoonmaak, speeltoestellen en voedselveiligheid. Daarnaast werden enkele vragen gesteld over de informatiebijeenkomst en over de ervaring van exploitanten met de GGD. Ook kreeg de geïnterviewde de gelegenheid om eventuele verbeterpunten voor de GGD aan te dragen.

Voorafgaand aan de telefonische interviews zijn 2 willekeurig gekozen recreatievoorzieningen op locatie bezocht om meer inzicht te krijgen in de dagelijkse gang van zaken binnen een recreatievoorziening.

Resultaten

In totaal werkten 53 van de 127 (42%) recreatievoorzieningen mee aan het telefonische interview. De 2 interviews die op locatie werden afgenomen zijn hierin niet meegenomen.
32 Recreatievoorzieningen waren telefonisch niet bereikbaar; van 8 bleek het telefoonnummer onjuist; 22 weigerden mee te werken; 7 waren niet op de hoogte van de controle door de GGD destijds; en 5 recreatieve voorzieningen werden opgeheven. De telefonische interviews werden overdag afgenomen en vonden plaats rond Hemelvaart, een drukke periode voor veel recreatievoorzieningen. Het merendeel van de geïnterviewde exploitanten heeft een minicamping (42%) of een kampeerboerderij (34%). Van de 53 geïnterviewde exploitanten vond 79% de GGD-controle/advisering, die in het verleden had plaatsgevonden, een goed initiatief. Daarnaast ervoer bijna iedereen de advisering als goed of prettig. Slechts 1 exploitant vond dat de nadruk bij de advisering teveel op inspectie lag.

Bijna de helft van de exploitanten was volledig op de hoogte van de wetgeving en normen over hygiëne en veiligheid voordat de GGD hen controleerde. Bij 2 voorzieningen was er van tevoren geen kennis van wetgeving, bij de overige voorzieningen slechts gedeeltelijk.

 

Opvolgen van de GGD-adviezen

De GGD heeft alleen een adviserende rol op het gebied van hygiëne en veiligheid bij recreatievoorzieningen, tenzij er een acuut gevaar bestaat voor de volksgezondheid. Zij kan dus normaliter geen eisen opleggen aan deze voorzieningen. Wel kan een signaal worden neergelegd bij de toezichthouder, zoals VROM Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu)-inspectie (Legionella-preventie) en de nVWA (voedselveiligheid en speeltoestellen). Met behulp van de adviesrapporten, die destijds zijn verstuurd naar de desbetreffende recreatievoorziening en gemeente, werd nagegaan welke adviezen de GGD-medewerker aan de voorziening had gegeven.

Uit de interviews blijkt dat exploitanten de hoogste prioriteit geven aan Legionella-preventie. De minste waarde hechten zij aan het werken met schoonmaak- en afvinklijsten. Het bijhouden van lijsten vinden ze overbodig, omdat ze veelal zelf schoonmaken. Vermeldenswaardig is het feit dat slechts een beperkt aantal exploitanten advies hebben gekregen met betrekking tot de veiligheid van speeltoestellen. Reden hiervoor is de onduidelijkheid die toen heerste over de wetgeving op dit gebied. Recreatievoorzieningen die het gegeven advies destijds niet opvolgden, hebben geen intentie om dit alsnog te doen.

Recreatievoorzieningen geven aan dat zij frequenter informatie willen over hygiëne en veiligheid vanuit GGD Hart voor Brabant. Daarnaast moet er meer duidelijkheid komen over de wetgeving en normen rondom speeltoestellen.

Conclusie en aanbevelingen

Uit dit onderzoek blijkt dat recreatievoorzieningen open staan voor de advisering vanuit de GGD Hart voor Brabant over hygiëne en veiligheid. Wel kan de GGD de advisering nog op een aantal punten verbeteren.

Het is niet nodig om geïnspecteerde recreatievoorzieningen opnieuw te gaan bezoeken, dit geldt ook voor de voorzieningen die niet aan de norm voldeden. Een voorziening die het advies destijds niet heeft opgevolgd, heeft over het algemeen niet de intentie dit alsnog te doen. Uit de adviesrapporten van alle gecontroleerde recreatievoorzieningen blijkt eveneens dat er geen grote gezondheid- en veiligheidrisico’s zijn voor medewerkers en bezoekers. De GGD kan deze voorzieningen beter via andere kanalen informeren en adviseren:

  • informatie voor recreatievoorzieningen plaatsen op de website van de GGD Hart voor Brabant;
  • eenmaal per jaar een nieuwsbrief versturen aan recreatievoorzieningen over hygiëne en veiligheid;
  • eenmaal in de 3 jaar een informatiebijeenkomst voor recreatievoorzieningen en gemeenten organiseren in de wintermaanden.

Vanwege de toenemende populariteit van boerencampings is het zinvol dat THZ nieuwe recreatievoorzieningen eenmalig controleert en adviseert op het gebied van hygiëne en veiligheid. Hiermee draagt GGD Hart voor Brabant actief bij aan een gezonde en veilige vakantie in Brabant.

Auteurs

J.H. Hoff 1, A.M. Oostveen 2, A.S.G. van Dam 2 en M. van Tilburg-Wolthuis 2

1. Biomedische wetenschappen, St. Radboud Universiteit, Nijmegen

2. GGD Hart voor Brabant

Correspondentie:

A.M. Oostveen | s.oostveen@ggdhvb.nl