Op deze pagina staat een terugblik op de legionellose surveillance in Nederland in 2023.
Samenvatting
Hoogste aantal meldingen ooit
In 2023 kreeg het RIVM het hoogste aantal meldingen van een infectie door de legionellabacterie, ook wel bekend als legionellose, ooit gerapporteerd. Er waren 915 legionellose meldingen. Hiervan vielen 898 meldingen (98,1%) onder de Europese casusdefinitie van legionellapneumonie (longontsteking door Legionella, ook wel veteranenziekte genoemd). Iemand heeft dan:
- Een radiologisch en/of klinisch bevestigde longontsteking, én
- Relevante diagnostiek positief voor de legionellabacterie:
- a. Sputumkweek
- b. Urine-antigeentest
- c. PCR op sputum/BAL, longweefsel of normaal steriele locatie
- d. Significante titerstijging specifiek voor L. pneumophila serogroep 1
Het aantal longontstekingen door legionella is in 2023 met 41,4% gestegen ten opzichte van 2022. Toen waren er 635 meldingen van legionellapneumonie.
Opgelopen in Nederland
In 2023 liepen 675 patiënten (75,2%) legionellapneumonie op in Nederland. Dit komt overeen met een incidentie van 3,79 per 100.000 inwoners. Daarnaast liepen 218 patiënten (24,3%) de infectie waarschijnlijk op in het buitenland. Italië (50 keer), Duitsland (28 keer) en Spanje (26 keer) waren de vaakst gerapporteerde reisbestemmingen.
Vochtig en bewolkt weer
Het weer heeft invloed op het aantal meldingen van legionellapneumonie. Bij vochtig, bewolkt weer kunnen legionellabacteriën langer overleven in de lucht. Daardoor kunnen de bacteriën zich verder verspreiden naar de omgeving. Omgevingsbronnen, zoals natte koeltorens en AWZIafvalwaterzuiveringsinstallaties's, spelen daarbij mogelijk een rol.
De zomer van 2023 was warm en zonnig. Maar er viel ook meer regen dan normaal in deze periode. Deze weersomstandigheden verklaren mogelijk de piek in het aantal meldingen in de zomer.
Let op: In de teksten hieronder gaat het steeds over patiënten die legionellapneumonie in Nederland hebben opgelopen. Meer informatie over de surveillance van legionellose tussen 2013 en 2022, en de gebruikte methode, vindt u in het rapport Surveillance van legionellose in Nederland. Overzicht van clusters, bronnen en omgevingsfactoren tussen 2013-2022(PDF).
Langjarige cijfers
Sla de grafiek Aantal meldingen van legionellapneumonie per jaar 2013-2023 over en ga naar de datatabelFiguur 1. Aantal legionellapneumonie meldingen per jaar, ziekte opgelopen in Nederland, waarschijnlijk in het buitenland of informatie over land van besmetting onbekend.
* Bevat enkel meldingen die voldoen aan de Europese casusdefinitie voor legionellapneumonie
Beschrijving patiënten
Uitzonderlijke piek in augustus
Er was een uitzonderlijke piek in het aantal patiënten met eerste ziektedag in augustus 2023. Toen werden er 183 patiënten met legionellapneumonie gemeld. Niet eerder kreeg het RIVM zoveel meldingen in een maand binnen. Ook in januari, juli, september en oktober 2023 was het aantal meldingen ruim hoger dan gemiddeld in de betreffende maanden van de voorgaande 5 jaren.
Risicofactoren
Het merendeel van de patiënten was ouder dan 50 jaar (89,2%) en man (71,3%, figuur 3). Het aandeel van de patiënten met een risicofactor (ouder dan 50 jaar, roker en/of onderliggende aandoening(en)) was 97,8%.
Ziekenhuisopname en sterfte
De meeste patiënten werden opgenomen in het ziekenhuis (97,3%). Een kleiner deel (22,4%) werd opgenomen op de IC (Intensive care). Er zijn 31 overleden patiënten gemeld (4,6%). Dit beeld is vergelijkbaar met voorgaande jaren.
Cijfers 2023
Sla de grafiek Legionellapneumonie meldingen per maand gedurende 2023 over en ga naar de datatabelFiguur 2. Legionellapneumonie meldingen per maand gedurende 2023, ziekte opgelopen in Nederland, waarschijnlijk in het buitenland of informatie over land van besmetting onbekend.
* Bevat enkel meldingen die voldoen aan de Europese casusdefinitie voor legionellapneumonie
Geslachts- en leeftijdsverdeling
Sla de grafiek Legionellapneumonie meldingen en incidentie per 100.000 per geslacht en leeftijdsgroep gedurende 2023 over en ga naar de datatabelFiguur 3. Legionellapneumonie meldingen en incidentie per 100.000 per geslacht en leeftijdsgroep gedurende 2023.
* Bevat enkel meldingen die voldoen aan de Europese casusdefinitie voor legionellapneumonie en waarvan de infectie in Nederland is opgelopen
Diagnostiek
Verschillende diagnostische methoden
Er zijn verschillende methoden om de diagnose legionellapneumonie te stellen. Dit werd bij 579 patiënten (85,8%) gedaan met een urine-antigeentest. Bij 152 patiënten (22,5%) werd de diagnose gesteld via een PCR (polymerase chain reaction). En bij 136 patiënten (20,1%) was er een positieve kweek beschikbaar. De diagnose kan met meerdere methoden worden gesteld, waardoor het totaal boven 100% uit komt.
Legionella-species bepaald
Van 117 meldingen is de Legionella-species bepaald door de Bronopsporingseenheid Legionellapneumonie (BEL) op referentielab Streeklab Haarlem. Als het ging om Legionella pneumophila, werd ook de serogroep (sg) en sequence-type (ST) bepaald door BEL.
Serogroepen en sequence-types
In 100 van de 117 klinische isolaten werd Legionella pneumophila sg 1 gevonden (85,5%). Legionella pneumophila sg2-14 werd 10 keer (8,6%) gevonden. Van de non-pneumophila species is enkel Legionella longbeachae gevonden (7 keer, 6,0%). Evenals eerdere jaren, was ST47 bij patiënten het vaakst voorkomende ST met 19 bepalingen (16,7%). Dit werd gevolgd door ST62 (10 keer, 9,4%) en ST762 (8 keer, 7,5%).
Cluster rondom CV-ketels
In de klinische isolaten van twee patiënten kwam de sg en het ST van de legionellabacterie overeen met de bacterie gevonden in de kweek van de bemonsterde bron, ook wel een genotypische match genoemd. Dit betrof in beide gevallen ST37 en deze patiënten behoorden tot een epidemiologisch cluster rondom recent geïnstalleerde CV-ketels (zie ook Actueel - legionella | RIVM).
Regionale verdeling en clusters
De incidentie was in 2023 het hoogst in de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-regio Noord- en Oost-Gelderland (figuur 4). In veel (GGD-)regio’s was de incidentie verhoogd ten opzichte van vorige jaren. Er werden verschillende geografische clusters onderzocht. Een geografisch cluster bestaat uit drie of meer patiënten in een halfjaar tijd, woonachtig binnen een straal van 1 kilometer. Bij geen van deze clusters is een gemeenschappelijke bron gevonden.