Het risico op kanker voor saneerders en omwonenden is bij een minder strenge eindbeoordeling iets groter, maar blijft onder de gestelde norm. Dit geldt vooral voor saneerders die de afscherming rondom de sanering afbreken en in dezelfde ruimte daarna ander werk uitvoeren. Voor andere werknemers en bewoners is sprake van een nog lichtere toename van het gezondheidsrisico. Dit blijkt uit een verkenning van het RIVM.
De eindbeoordeling geeft aan of de concentratie asbest in de gesaneerde ruimte onder de toegestane hoeveelheid blijft. Hiermee wordt gecontroleerd of werknemers of terugkerende bewoners de ruimte weer veilig kunnen betreden. De verkenning geeft nog geen volledig beeld van de blootstelling. De werkgever moet zelf beoordelen of de totale blootstelling aan asbest onder de grenswaarde blijft, omdat saneerders ook bij andere werkzaamheden aan asbest kunnen worden blootgesteld.
Risicoklassen
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW (Sociale zaken en werkgelegenheid)) streeft naar een beter systeem voor asbestsanering. De herziening van de eindbeoordeling kan daarvan deel uitmaken. Het ministerie heeft als uitgangspunt dat de strengste eisen alleen waar nodig worden gesteld. Het huidige stelsel van asbestsanering gebruikt drie risicoklassen: 1 (er komen weinig vezels vrij bij de sanering), 2 (er komen zoveel vezels vrij dat beschermingsmaatregelen nodig zijn), en 2A (er komen vezels vrij van de gevaarlijkste soort asbest). De berekening in dit onderzoek geldt voor de strengste risicoklasse (2A). Bij de strengste risicoklasse wordt nu gemeten of er minder dan 2000 asbestvezels per kubieke meter aanwezig zijn.