Van week 26 (22 t/m 28 juni) zijn de resultaten van 14 dagen monitoring in verband met bron- en contactonderzoek bekend. Onder de nauwe contacten die in die week geïdentificeerd werden, zijn 97 COVID-19 besmettingen vastgesteld (7%). Het deel van de contacten dat ook besmet was verschilde tussen huisgenoten en overige nauwe contacten. Bij 13% van de huisgenoten bleek dat zij besmet waren met het coronavirus. Van de overige nauwe contacten was 3% besmet.
In de afgelopen 3 weken (22 juni t/m 12 juli) zijn in totaal 1.449 mensen met een COVID-19 besmetting gemeld bij de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en. Tijdens het bron- en contactonderzoek zijn 4.221 nauwe contacten (huisgenoten en andere nauwe contacten) van de met COVID-19 besmette personen opgespoord. Dat zijn gemiddeld 3 nauwe contacten per COVID-19 patiënt. De informatie over bron- en contactonderzoek wordt in de komende weken toegevoegd aan de wekelijkse epidemiologische rapportage.
Wat is bron- en contactonderzoek en hoe gaat het in zijn werk?
Wanneer iemand besmet is met het nieuwe coronavirus start de GGD met bron- en contactonderzoek. De GGD onderzoekt waar de persoon de besmetting mogelijk heeft opgelopen (brononderzoek). Het contactonderzoek richt zich op personen met wie de besmette persoon de afgelopen tijd in contact is geweest en welke daarvan risico lopen om ook besmet te zijn met het nieuwe coronavirus. Bron- en contactonderzoek heeft als doel om verder verspreiding van het virus te voorkomen.
Bij het contactonderzoek stelt de GGD een aantal vragen om in kaart te brengen welke contacten de COVID-19 patiënt heeft gehad tijdens de besmettelijke periode, die twee dagen voor de start van de klachten begint. De GGD maakt daarbij verschil tussen nauwe contacten en andere contacten. Nauwe contacten zijn huisgenoten en mensen waarmee langer dan 15 minuten op minder dan 1,5 meter afstand contact is geweest tijdens de besmettelijke periode. Nauwe contacten zijn ook mensen met wie de besmette persoon kort intensief lichamelijk contact heeft gehad. Bijvoorbeeld door zoenen of dichtbij niezen of hoesten. Andere (niet nauwe) contacten van de besmette persoon zijn mensen die langer dan 15 minuten met de persoon in dezelfde ruimte waren, maar waar wel 1,5 meter afstand was.
De GGD neemt contact op met de nauwe contacten van de besmette persoon en vertelt hen over het risico op besmetting en de maatregelen die iemand moet nemen om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Dat betekent dat deze persoon tot 14 dagen na het laatste contact met de besmette persoon thuis in quarantaine blijft. De GGD geeft de instructie om alert te zijn op klachten passend bij COVID-19 en bij de eerste klachten direct contact op te nemen voor een testafspraak. Halverwege en aan het eind van de 14 dagen quarantaineperiode neemt de GGD weer contact op. Als er na die 14 dagen geen klachten (meer) zijn, kan iemand het gewone leven weer oppakken.
De overige (niet nauwe) contacten krijgen een brief of email. Daarin schrijft de GGD onder meer dat iemand zich bij de eerste klachten zo snel mogelijk moet laten testen.
De meeste infecties verwacht je in de meest directe omgeving: huisgenoten van een patiënt. Ook is er een grote kans om bij nauwe contacten van een patiënt nieuwe besmettingen te vinden. Dit zijn bijvoorbeeld collega’s of vrienden waar nauw contact mee was. Hier verwacht je minder besmettingen dan bij de vorige groepen. Deze eerste resultaten lijken dit beeld te bevestigen.
Het is en blijft belangrijk dat mensen zich aan de maatregelen houden om verspreiding van het virus zoveel mogelijk te voorkomen. Afstand houden, handen wassen, niezen en hoesten in de elleboog en het gebruik van papieren zakdoekjes. Dat geldt ook voor het thuisblijven en testen bij de eerste klachten. Zo houden we het nieuwe coronavirus onder controle.