- Publicatiedatum
- 14/10/2013
Samenvatting
Het aantal chronisch zieken in Nederland neemt al jaren toe. Het RIVM heeft onderzocht wat de impact hiervan is op maatschappelijke participatie. Het gaat hierbij om de vraag in welke mate chronisch zieken aan het werk zijn, een opleiding volgen, vrijwilligers werk doen of mantelzorg verlenen. Uit het onderzoek blijkt dat de mate waarin mensen maatschappelijk kunnen (blijven) participeren niet zozeer door hun ziekte wordt bepaald, maar vooral door de manier waarop zij hun gezondheid ervaren, de mate waarin ze beperkingen hebben en hun psychische welbevinden. Maatschappelijke participatie bevordert de gezondheid, tenzij de belasting te groot wordt, zoals bij ongunstige arbeidsomstandigheden en het verlenen van mantelzorg. Dan heeft participatie juist een negatieve invloed. Voor kinderen en jongeren belemmert een minder goede gezondheid hun onderwijsparticipatie, al is het verschil met gezonde kinderen klein. Belangrijker is dat jongeren met gezondheidsproblemen minder vaak werken. Voor ouderen is een goede gezondheid van belang om aan het werk te blijven. Gezondheid heeft echter minder invloed op de mate waarin zij aan het werk komen na ontslag of na uitval door hun gezondheid. Slechts weinig ouderen komen dan weer aan het werk, ook al zijn ze gezond. Het RIVM heeft ook onderzocht hoe de participatie van chronisch zieken verbeterd kan worden. Voorbeelden zijn aanpassingen om de werkbelasting te verlagen en therapieën om te leren omgaan met de gevolgen van chronische ziekten. Er is echter weinig bekend over de effectiviteit van de meeste maatregelen. De informatie over gezondheid en maatschappelijke participatie die in dit themarapport verzameld is, is input voor de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 (VTV-2014). Sinds 1993 brengt het RIVM elke vier jaar een VTV uit waarin de volksgezondheid in Nederland staat beschreven. Het ministerie gebruikt deze informatie om de landelijke nota Volksgezondheidsbeleid op te stellen.
Abstract
The number of chronically ill people in the Netherlands has been increasing. The RIVM has investigated the impact of this increase on social participation in terms of work, education, voluntary work and informal care. The study shows that the extent to which people can (or continue) to participate depends on their subjective health, perceived limitations and psychological well-being, rather than their chronic condition. Social participation tends to improve health. However, when the burden becomes too high, for example because of poor working conditions or demanding informal care, social participation has an adverse effect on health.
For children and adolescents, health problems impede on participation in education, although only slightly. More importantly, young people with health problems less often have a job than their healthy peers. For older people, good health is important to continue labour participation. Yet, health has very little impact on their return to work after dismissal or prolonged absence due to health problems. Few elderly return to work, even if they are healthy.
RIVM also examined how social participation of the chronically ill can be improved and what interventions have been implemented.. Examples include adjustments to reduce the workload and therapies to cope with the effects of chronic diseases. However, little is known about the effectiveness of most measures.
The information about health and social participation presented in this report, serves as input for the Public Health Status and Forecast Report (PHSF: in Dutch VTV). Since 1993, every four years RIVM has published the Dutch PHSF Report, which gives an overview of population health in the Netherlands. The Ministry of Health, Welfare and Sports uses this information to draw up the National Health Policy note.
Resterend
- Grootte
- 3.34MB