Specific clearance for radioactive substances in the Netherlands: regulations and application

Specific clearance for radioactive substances in the Netherlands: regulations and application

Go to abstract

Samenvatting

Begin 2018 veranderde de regelgeving op het gebied van stralingsbescherming in Nederland vanwege een Europese verplichting. Hierdoor zijn onder andere de veilige grenswaarden voor radioactieve stoffen strenger geworden. Als gevolg hiervan moeten ondernemers nu een vergunning aanvragen voor afval dat eerder zonder vergunning kon worden gestort, verbrand of gerecycled. Radioactief afval waarvoor een vergunning nodig is, moet worden opgeslagen bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval)).

Bij sommige activiteiten, zoals in de industrie en in ziekenhuizen, komt afval vrij met radioactieve stoffen. Voor een deel van dit afval geldt dat de radioactiviteit formeel boven de nieuwe grenswaarde zit, maar geen groot risico vormt voor mens en milieu. Sinds 2018 mag deze categorie afval in bepaalde situaties toch weer worden gestort, verbrand of gerecycled. Dat heet ‘specifieke vrijgave’. Specifiek vrijgegeven afval hoeft niet naar de COVRA. De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) beoordeelt of bedrijven een vergunning krijgen voor een specifieke vrijgave.

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat (Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat)) wil weten hoe specifieke vrijgave sinds 2018 in de praktijk wordt gebruikt en of specifiek vrijgegeven materialen kunnen worden gerecycled. Het RIVM heeft dit onderzocht door te kijken naar de vergunningen voor specifieke vrijgave, de wetgeving en de praktijk.

Daaruit blijkt dat specifieke vrijgave heeft voorkomen dat veel radioactieve stoffen met een laag risico bij de COVRA moeten worden opgeslagen. De meeste mogen worden gestort of verbrand. Ook is specifieke vrijgave gebruikt om aangekoekte radioactieve stoffen in putten van de olie- en gasindustrie te mogen achterlaten wanneer bewezen is dat het risico laag is. Specifieke vrijgave wordt in Nederland nog niet gebruikt om afval met radioactieve stoffen te recyclen.

Het onderzoek maakt duidelijk dat veel tijd en kennis nodig is om een vergunning voor specifieke vrijgave aan te vragen. Dat komt omdat per situatie moet worden bewezen dat het risico laag is. Ook is de wetgeving soms voor verschillende uitleg vatbaar. Zowel ondernemers als de ANVS zouden erbij gebaat zijn als de wetgeving voor specifieke vrijgave eenvoudiger en duidelijker wordt gemaakt.

Abstract

In early 2018, a change was introduced in the Dutch legislation with regard to radiation protection. This was imposed by an EU directive. Among others, this has led to stricter safe levels for radioactive substances. Consequently, entrepreneurs must now obtain a licence for waste that could previously be conventionally disposed of, incinerated or recycled without a licence. Radioactive waste that is subject to a licence must be stored at the Central Organisation For Radioactive Waste (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval, COVRA).

Some activities, including industrial activities and those carried out in hospitals, produce waste containing radioactive substances. For a part of this waste the radioactivity level may be above the new safe level, but poses no significant risk to humans and the environment. Since 2018, waste within this category may again be conventionally disposed of, incinerated or recycled in specific situations. This is called ‘specific clearance’. Specifically cleared waste does not need to be stored at COVRA. Assessments before issuing a licence with regard to specific clearance are made by the Authority for Nuclear Safety and Radiation Protection (Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, ANVS).

The Ministry for Infrastructure and Water Management would like to know how specific clearance has been used in practice since 2018 and whether it can be used for recycling. RIVM has examined this by studying specific clearance licences, the legislation and how it works in practice.

RIVM has found that specific clearance avoided the obligation of storage at COVRA of many low-risk radioactive substances. Most cleared substances may be conventionally disposed of or incinerated. In addition, specific clearance has been used to obtain permission to leave radioactive scales in wells of the oil and gas industry, on condition that the risk is low. So far, specific clearance has not yet been used in the Netherlands to recycle waste that contains radioactive substances.

The study has shown that obtaining a specific clearance licence requires considerable time and knowledge. This is because a low risk must be demonstrated for each specific situation. Moreover, legislation is sometimes open to different interpretations. Both entrepreneurs and the ANVS would benefit from the simplification and clarification of the legislation governing specific clearance.

Uitgever

Instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM

Resterend

Grootte
2250 kb