Antwoorden op vragen over de aansprakelijkheid omtrent het laten werken met chroom-6.
Is Defensie aansprakelijk voor gezondheidsschade bij (oud-)medewerkers?
Als een (oud-)medewerker gezondheidsproblemen heeft die door een arts zijn vastgesteld en die met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kunnen worden toegeschreven aan chroom-6, is de werkgever daarvoor aansprakelijk als (a) aan te tonen valt dat de medewerker aan chroom-6 is blootgesteld tijdens zijn of haar werk, en (b) de beschermende maatregelen op de werkvloer niet in overeenstemming waren met de voorschriften of wat anderszins kon worden geëist. Degene die schade heeft geleden wordt in die gevallen bewijsrechtelijk geholpen door de omkeringsregel, waardoor het meeste bewijs zal moeten worden geleverd door de persoon of instantie die iemand heeft laten werken met chroom-6.
Voor gezondheidsschade veroorzaakt door het werken met chroom-6 na 1 februari 1995 is niet van belang of er voldoende maatregelen waren getroffen. De instantie die liet werken met chroom-6 is dan altijd aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen daarvan. Er moet dan wel sprake zijn geweest van blootstelling en het moet ook gaan om gezondheidsproblemen die met een voldoende mate van waarschijnlijkheid aan chroom-6 kunnen worden toegeschreven.
Het uiteindelijke oordeel wordt geveld door een rechter. (Zie ook hoofdstuk 3 in het rapport van Maastricht University: Aansprakelijkheid voor het laten werken met chroom-6)
Hebben (oud-)medewerkers recht op schadevergoeding?
Wanneer schade moet worden vergoed omdat er onvoldoende maatregelen waren getroffen, moet alle schade worden vergoed. Dat geldt dan ook voor schade die ver afstaat van de oorzaak. Wanneer er een schadevergoedingsplicht is omdat er met gevaarlijke stoffen moest worden gewerkt, hoeft alleen schade te worden vergoed die het typische gevolg is van werken met die gevaarlijke stof. In beide gevallen is er een recht op smartengeld.
Wanneer er alternatieve oorzaken voor de gezondheidsschade zijn die voor risico van de benadeelde komen (zoals roken of erfelijke aanleg) moet mogelijk de kans worden bepaald dat chroom-6 de boosdoener is. Het percentage van de kans bepaalt dan het deel van de schade dat vergoed moet worden, tenzij die kans heel klein is (dan hoeft geen schade te worden vergoed) of heel erg groot is (dan moet alle schade worden vergoed).
Iedereen die bij blootstelling aan chroom-6 op de POMS (Prepositioned Organizational Materiel Storage)-locaties gezondheidsschade heeft geleden, kan voor schadevergoeding in aanmerking komen. Dat geldt dus voor ambtenaren, arbeidscontractanten, dienstplichtigen, stagiaires, uitzendkrachten en ook voor personen die geen formele relatie met de overheid hadden. Alleen voor die laatste groep zal het moeilijker zijn bewijs te leveren van het oorzakelijk verband doordat het contact met chroom-6 vermoedelijk slechts incidenteel plaatsvond.
Toegepast op bijvoorbeeld de vraag of schade, ondervonden door problemen bij het afsluiten van een hypotheek of verzekeringen doordat gezondheidsklachten zijn opgetreden, voor vergoeding in aanmerking komt, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat ook voor die schade vergoeding kan worden verkregen, ook al staat deze in een tamelijk ver verwijderd verband tot het schadeveroorzakende feitencomplex. (Zie ook hoofdstuk 4 in het rapport van Maastricht University: Aansprakelijkheid voor het laten werken met chroom-6)
Kan een eis tot schadevergoeding verjaren?
Een vordering tot schadevergoeding kan verjaren na vijf jaar. Die termijn begint te lopen op het moment dat iemand moet vermoeden dat zijn of haar ziekte door het werken met chroom-6 bij Defensie is veroorzaakt. Vóórdat de termijn verstreken is moet ten minste een aansprakelijkstelling zijn verstuurd om de verjaring te stoppen en opnieuw te laten ingaan.
Een vordering kan ook verjaren na dertig jaar. Die termijn begint te lopen vanaf het laatste contact met chroom-6 op een POMS-locatie. Als die termijn inmiddels verstreken is, kan beroep worden gedaan op uitzonderingsregels (de gezichtspuntenjurisprudentie). Daarvoor moet wel snel na het ontdekken van de ziekte een aansprakelijkstelling zijn verstuurd. Drie maanden is daarvoor een veilige termijn. Daarnaast zal binnen twee jaar moeten worden gedagvaard, de termijn waarin werd onderhandeld niet meegerekend. (Zie ook hoofdstuk 3 in het rapport van Maastricht University: Aansprakelijkheid voor het laten werken met chroom-6)
Hebben nabestaanden recht op smartengeld of schadevergoeding?
Nabestaanden nemen de rechten van de overledene over. Voor het recht op smartengeld is wel nodig dat betrokkene vóór zijn overlijden schriftelijk heeft laten weten aan Defensie dat hij of zij smartengeld wil. Nabestaanden hebben ook recht op vergoeding van de kosten van de begrafenis of crematie en de kosten van een noodzakelijk geworden huishoudelijke hulp. (Zie ook paragraaf 4.3 in het rapport van Maastricht University: Aansprakelijkheid voor het laten werken met chroom-6)
Wanneer naar de rechter?
Als er geen regeling kan worden getroffen tussen de medewerker en Defensie zal een beslissing van de rechter moeten worden gevraagd. Ambtenaren en dienstplichtigen kunnen kiezen tussen de bestuursrechter en de gewone (civiele) rechter. Wanneer een van beide rechters eenmaal een beslissing heeft gegeven, kan niet meer het oordeel van de andere rechter worden gevraagd. Andere groepen benadeelden kunnen alleen het oordeel van de gewone rechter vragen. (Zie ook hoofdstuk 5 in het rapport van Maastricht University: Aansprakelijkheid voor het laten werken met chroom-6)