L. Verhoef, M. Koopmans. Hepatitis A is in Nederland vooral een reisgerelateerde ziekte. Een recent cluster van infecties door semigedroogde tomaten laat echter zien dat we alert moeten zijn op onverwachte infectiebronnen. Uit de Pienterstudie blijkt dat de leeftijd van de bevattelijke populatie toeneemt en daarmee de potentiële ernst van een infectie. Op dit moment is vaccinatie van ouderen nog niet kosteneffectief maar het is aan te bevelen de immuniteit tegen hepatitis A te blijven monitoren.
Hoewel een hepatitis A-infectie op jonge leeftijd vaak ongemerkt
voorbij gaat, kan een infectie op latere leeftijd een ernstig
verloop hebben. Personen die een infectie hebben doorgemaakt zijn
levenslang immuun. Met de verbeterde hygiëne sinds de Tweede
Wereldoorlog is het risico op een hepatitis A-infectie in Nederland
drastisch verminderd, maar de leeftijd waarop mensen voor het eerst
in aanraking komen met dit virus verhoogd. Daardoor is de kans op
ernstiger verloop van deze inmiddels zeldzame infectieziekte
toegenomen. Met de vervanging medio jaren '90 van
immunoglobulinen als postexpositieprofylaxe door een langwerkend
vaccin tegen hepatitis A-infectie, kan preventie nu ook zeer
effectief zijn. Met de verbeterde hygiëne lijkt het gevaar voor het
oplopen van een hepatitis A-infectie in Nederland geweken.
Hepatitis A is voor de Nederlandse bevolking vooral een
reisgerelateerde ziekte geworden, die goed voorkomen kan worden met
vaccinatie. Toch is er naast deze ontwikkelingen ook een
onvoorziene kant. Door de toenemende globalisering reizen niet
alleen mensen, maar ook ons voedsel de hele wereld over. Hepatitis
A kan in beide gevallen als ongeziene gast meereizen en zich binnen
Nederland verspreiden, waardoor het denkbaar is dat hepatitis A een
risico kan worden en ernstigere infecties op latere leeftijd kan
veroorzaken. Recent werd dat geïllustreerd door hepatitis A in
semigedroogde tomaten met enkele zeer ernstige ziektegevallen,
gekenmerkt door fulminant verlopend leverfalen.(1, 2) Dit voorbeeld
laat zien dat we voorbereid moeten blijven op risico’s vanuit
meerdere introductiebronnen. Een grondige analyse van de 2
Pienterstudies in 1995-96 (3) en 2006-07 (4) geeft op
populatieniveau een beeld van de veranderende bevattelijkheid voor
hepatitis A-infectie na blootstelling aan hepatitis A-virus. In
deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van het veranderende
risicoprofiel.
De Pienterstudie in het kort
In 1995-1996 en 2006-2007 zijn 2 serosurveillancestudies
uitgevoerd in Nederland: Pienter 1 (5) en Pienter 2 (6). Per studie
werden 40 gemeenten geselecteerd (8 gemeenten in 5 geografische
regio’s). Per gemeente werd een aselecte steekproef geselecteerd,
die gestratificeerd werd voor leeftijd. Daarnaast was voor iedere
geselecteerde persoon het geslacht, de woonplaats, het geboorteland
van de persoon zelf en de ouders beschikbaar binnen het
persoonsregister. Van de immigrantengroep werd een extra grote
groep geselecteerd uit 12 gemeenten. Deelnemers werd gevraagd een
serummonster te geven, een vragenlijst in te vullen en hun
vaccinatieboekje mee te nemen. De vragenlijst ging over
demografische gegevens, vaccinatiegeschiedenis, perceptie van hun
gezondheid en ziekte, activiteiten mogelijk gerelateerd aan
infectieziekten (reizen, beroep, voedingsgewoonten, tuinieren,
huisdieren). In Pienter 1 waren 7191 sera en vragenlijsten
beschikbaar, in Pienter 2 6038. In deze sera werden de hepatitis
A-antistoffen aangetoond met behulp van de HAVAB 2.0
test (AxSYM, Abbott, USA (United States of America)), en het percentage werd met behulp van
gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek teruggewogen
naar de Nederlandse bevolking. Vervolgens werd via logistische
regressie geanalyseerd welke items van de vragenlijst onafhankelijk
geassocieerd waren met natuurlijke blootstelling in het verleden
aan hepatitis A.
Veranderingen in seroprevalentie in Nederland
In 1995-96 werd een gewogen seroprevalentie waargenomen van 33,9% (31,8-36,0), en deze was in 2006-07 significant toegenomen naar 39,3% (37,0-41,6). Deze stijging kan voor een deel worden toegeschreven aan de toegenomen vaccinatiestatus: in 1995-96 was 0,8% gevaccineerd, terwijl dit in 2006-07 12,6% was. Hierbij gaat het relatief vaak om jongvolwassenen (25-35 jaar). (7) De opzet van de studie liet niet toe hiervoor gewogen seroprevalenties te berekenen, waardoor deze percentages niet direct vergelijkbaar zijn. Wanneer men kijkt naar de niet-gevaccineerde groep, dan is de gewogen seroprevalentie onveranderd gebleven met iets meer dan 30%, met een sterk leeftijdseffect van 4% seroprevalentie bij 1-jarigen tot 70% seroprevalentie bij 79-jarigen. In alle leeftijdsgroepen was de seroprevalentie bij mensen van niet-Westerse origine hoger dan bij mensen van Westerse origine.
Figuur 1 Gewogen prevalentie van hepatitis A antibodies in de niet-gevaccineerde Nederlandse bevolking, zoals gemeten in 2 landelijke steekproeven in 1996 (n=7289, waarbij 59 gevaccineerden geexcludeerd) en 2007 (n=5442, waarbij 786 gevaccineerden geexcludeerd), weergegeven in leeftijd in jaren met 90% betrouwbaarheidsintervallen. (Bron Epidem. Infect. 2011 Aug;139(8):1172-80)
Ook is bij de groep niet-gevaccineerden, een sterk cohorteffect
te zien: personen die ná de Tweede Wereldoorlog geboren zijn en
bevattelijk waren voor hepatitis A-infectie in 1995-96, zijn dit
nog steeds in 2006-07. (Zie figuur 1) Hoewel het hier uiteraard
niet om exact dezelfde personen gaat, geldt het in beide studies
wel voor een representatieve steekproef van deze leeftijdsgroep. De
leeftijd van de bevattelijke populatie neemt toe, en daarmee de
potentiële ernst van een infectie. Als echter ook de trend van
vaccineren doorzet zal ongeveer 30% van de leeftijdsgroep tussen 25
en 35 jaar gevaccineerd zijn, waarmee het risico op infectie van de
toekomstige groep ouderen weer voor een deel wordt beperkt.
Risicoprofiel
Het risicoprofiel voor blootstelling aan hepatitis A in het
verleden is ongewijzigd, en betreft vooral ouderen, reizigers naar
endemische gebieden en personen van allochtone afkomst. De ouderen
zijn mogelijk tijdens hun jeugd al blootgesteld aan hepatitis A. De
reizigers en met name Nederlanders van allochtone afkomst zijn
targetgroepen voor vaccinatie. Wanneer men kijkt naar de
gevaccineerde personen, dan valt op dat dit vooral mensen zijn die
gereisd hebben naar endemische gebieden, waarbij vrouwen vaker zijn
gevaccineerd dan mannen. Daarbij is te zien dat Nederlandse
kinderen van Turkse of Marokkaanse afkomst iets vaker zijn
gevaccineerd dan Nederlandse kinderen die niet van allochtone
afkomst zijn, wat een reflectie kan zijn van lokale
vaccinatieprogramma’s voor kinderen van Turkse of Marokkaanse
afkomst.
Conclusie
Het risico op een infectie met hepatitis A lijkt zich vooralsnog
te beperken tot mensen die reizen naar en/of afkomstig zijn uit
endemische gebieden. Toch geeft het cohorteffect zoals waargenomen
in Nederland te denken over mogelijk veranderend risico op
hepatitis A-infectie binnen Nederland, zeker wanneer dit samen met
de toenemende globalisering bekeken wordt. Door dit effect neemt
het aantal volwassenen met immuniteit tegen hepatitis A af, en
daarmee neemt de mogelijke ernst van eventuele infecties toe.
Anderzijds kunnen infecties steeds vaker uit onverwachte hoek
komen, doordat ze niet alleen via reizigers maar ook voedsel in
Nederland kunnen worden geïmporteerd. De bestaande
voedselbewakingsprogramma’s zijn niet specifiek gericht op het
voorkomen van virusinfecties.
Verder onderzoek
Omdat er een goed werkend en veilig vaccin op de markt is, en gerichte vaccinatieprogramma’s effectief blijken, is het zinvol te onderzoeken of gerichte vaccinatie op ouderen van de naoorlogse populatie kosteneffectief is. Dit onderzoek is recent uitgevoerd (7), waarbij geconcludeerd wordt dat deze actie op dit moment nog niet kosteneffectief is omdat ziekte bij ouderen nu nog beperkt voorkomt en daardoor het behaalde voordeel nog beperkt is. De verwachting is dat deze situatie door de tijd heen kan veranderen en om die reden wordt monitoring van hepatitis A-immuniteit aanbevolen.
Deze bijdrage is gebaseerd op de publicatie van Verhoef L, Boot HJ, Koopmans M, Mollema L, Van Der Klis F, Reimerink J, et al. Changing risk profile of hepatitis A in The Netherlands: a comparison of seroprevalence in 1995-1996 and 2006-2007. Epidemiol Infect. 2011 Aug;139(8):1172-80.
Auteurs
L. Verhoef, M. Koopmans, Centrum Infectieziektebestrijding RIVM,
Bilthoven
Correspondentie:
L. Verhoef | linda.verhoef@rivm.nl
Literatuur
- Petrignani M, Harms M, Verhoef L, van Hunen R, Swaan C, van Steenbergen J, et al. Update: a food-borne outbreak of hepatitis A in the Netherlands related to semi-dried tomatoes in oil, January-February 2010. Euro Surveill. 2010 May 20;15(20):pii: 19572.
- Fournet N, Baas D, van Pelt W, Swaan C, Ober H, Isken L, et al. Another possible food-borne outbreak of hepatitis A in the Netherlands indicated by two closely related molecular sequences, July to October 2011. Euro Surveill. 2012;17(6).
- Termorshuizen F, Dorigo-Zetsma JW, de Melker HE, van den Hof S, Conyn-Van Spaendonck MA. The prevalence of antibodies to hepatitis A virus and its determinants in The Netherlands: a population-based survey. Epidemiology and Infection. 2000 Jun;124(3):459-66.
- Verhoef L, Boot HJ, Koopmans M, Mollema L, Van Der Klis F, Reimerink J, et al. Changing risk profile of hepatitis A in The Netherlands: a comparison of seroprevalence in 1995-1996 and 2006-2007. Epidemiol Infect. 2011 Aug;139(8):1172-80.
- De Melker HE, Conyn-van Spaendonck MA. Immunosurveillance and the evaluation of national immunization programmes: a population-based approach. Epidemiology and Infection. 1998 Dec;121(3):637-43.
- van der Klis FR, Mollema L, Berbers GA, de Melker HE, Coutinho RA. Second national serum bank for population-based seroprevalence studies in the Netherlands. Netherlands Journal of Medicine. 2009 Jul-Aug;67(7):301-8.
- Suijkerbuijk AW, Lugner AK, de Melker H, van Pelt W, Wallinga J, Verhoef L, et al. Assessing potential universal and targeted hepatitis A vaccination in the Netherlands. Vaccine. 2012; accepted.