Enkele elementen van de NEN-EN 17169, de Europese norm voor tatoeëren en PMU permanente make up (permanente make up)zijn vooralsnog niet of gedeeltelijk in Nederland van toepassing. Daarnaast wordt de NEN-EN norm op enkele punten aangevuld. In het hiernavolgende worden deze elementen kort toegelicht.

 

Uitzonderingen

De NEN-EN norm beschrijft het proces van veilig tatoeëren, schone materialen, sterilisatie en voorlichting aan klanten. Hoewel een gelijk beschermingsniveau binnen de Europese Unie nastrevenswaardig is, kan de NEN-EN norm op dit moment nog niet integraal worden aangewezen.

Het volgende onderdeel is voorlopig geheel uitgezonderd:

  • 4.2 Opleidingseis
    De NEN-EN norm vereist dat alle tatoeëerders een opleiding hebben gevolgd. Dit is een grote verandering ten opzichte van de huidige situatie en vergt een geleidelijke overgang, met een gepaste overgangstermijn. Dergelijke opleidingen bestaan op dit moment nog niet of nauwelijks in Nederland: zij worden de komende jaren ontwikkeld. Momenteel ontbreekt de wettelijke grondslag voor het verplicht stellen van deze opleidingen. Hiervoor wordt een wijziging van de Warenwet voorbereid.

De volgende onderdelen zijn voorlopig gedeeltelijk uitgezonderd:

  • 4.3 Eerste hulp opleiding
    Het is van belang dat in elke tatoeagestudio hygiënisch, veilig en zorgvuldig wordt gewerkt om risico’s op besmetting met virussen te voorkomen. De mogelijkheid dat zich een incident voordoet, valt echter niet uit te sluiten. De NEN-EN norm vereist dat iedereen die tatoeëert, aantoonbaar een EHBO eerste hulp bij ongelukken (eerste hulp bij ongelukken)-opleiding moet hebben gevolgd die specifiek is toegesneden op het verlenen van hulp bij dergelijke incidenten. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan prikaccidenten (percutane blootstelling aan een naald met andermans lichaamsvloeistof) bij de cliënt of tatoeëerder. De EHBO-opleiding wordt integraal onderdeel van de opleiding voor tatoeëerders. Op dit aspect van de NEN-EN norm wordt daarom pas gecontroleerd als de opleiding verplicht wordt gesteld. Het overleggen van bewijs van het volgen van een EHBO-cursus wordt daarom nog niet verplicht gesteld.
  • 7.2 Pijnstilling
    De NEN-EN norm zegt dat de tatoeëerder geen plaatselijke verdoving mag aanbrengen. Het LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is van oordeel dat er momenteel geen dringende noodzaak bestaat om het gebruik van geneesmiddelen in de zin van artikel 1, eerste lid, onder b, onder 1, van de Geneesmiddelenwet te doen beperken. Wel geldt het advies om geen lidocaïne of prilocaïne te gebruiken op beschadigde huid of bij de ogen. Daarnaast wordt afgeraden om bloedverdunnende middelen te gebruiken die acetylsalicylzuur bevatten, zoals aspirine, acetosal, alka-seltzer en ascal. Indien een cliënt zelf-meegebrachte pijnstilling wenst te gebruiken, dan mag de tatoeëerder deze volgens de gebruiksaanwijzing aanbrengen. Op grond van artikel 40m, eerste en tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, is het niet toegestaan om plaatselijke verdoving te importeren, te bewaren of door te verkopen.

Aanvullingen

  • 7.10 Huiddesinfectie
    Op grond van onderdeel 7.10 van de NEN-EN norm moet de tatoeëerder de te tatoeëren huid desinfecteren alvorens met de behandeling te starten. Dit vereiste gold reeds in Nederland. Het LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) acht het van belang dat een aanvullende eis wordt gesteld, namelijk dat bij het desinfecteren gebruik wordt gemaakt van een huiddesinfecterend middel met een RVG Register Verpakte Geneesmiddelen (Register Verpakte Geneesmiddelen)-nummer (Register Verpakte Geneesmiddelen). Deze voorwaarde was reeds opgenomen in de Hygiënerichtlijn voor tatoeëren, versie december 2017 en de Hygiënerichtlijn voor permanente make-up, versie juni 2014.
  • 7.12 Aanbevelingen voor wondzorg
    In onderdeel 7.12 van de NEN-EN norm staat stapsgewijs omschreven aan welke voorwaarden een tatoeëerder moet voldoen tijdens het uitvoeren van de behandeling. In bijlage G2 bij de norm staat opgenomen hoe met de wond dient te worden omgegaan. Vanuit de expertise van het LCHV zijn in voorgaande hygiënerichtlijnen specifieke voorwaarden gesteld aan het afdekken van een wond. Deze blijven onverkort van toepassing. Ten eerste moet de wond zo droog en schoon mogelijk zijn. Daarna moet de wond worden afgedekt, op één van de volgende vier manieren:
    1. Met een aftercareproduct dat is voorzien van een CE Conformité Européenne (Conformité Européenne)-logo óf RVG-nummer op de verpakking; of een aftercareproduct dat uitsluitend bestaat uit petrolatum; waarbij uit het gebruiksvoorschrift blijkt dat deze aftercareproducten geschikt zijn voor een toepassing waarbij deze in aanraking komen met de beschadigde huid;
    2. Met een wondverband van polyurethaanfolie met een kleeflaag;
    3.
    Met een steriel kompres of een niet-steriel, absorberend kompres; of
    4. Met pleisterspray (met CE-logo).

Bijzonderheden

  • 7.2 Leeftijdsgrenzen
    Op grond van artikel 24 van de Warenwet mag iemand vanaf 12 jaar een tatoeage of piercing laten zitten, mits deze persoon wordt vergezeld door zijn of haar wettige vertegenwoordiger. Vanaf 16 jaar staat het iedereen vrij om een tatoeage of piercing te laten zetten. De leeftijdsgrenzen zijn in de NEN-EN norm anders, namelijk vanaf 16 jaar onder begeleiding van een wettige vertegenwoordiger en vanaf 18 jaar zonder wettige vertegenwoordiger. Om aan te sluiten bij de leeftijdsgrenzen in de NEN-EN norm wordt artikel 24 van de Warenwet gewijzigd. Deze wijziging wordt op dit moment voorbereid. Gelet op het feit dat de NEN-EN norm stelt dat de nationale leeftijdsgrenzen prevaleren boven de leeftijdsgrenzen uit de norm, behoeft dit element echter niet expliciet te worden uitgezonderd.