A. Hofhuis, W. van Pelt, J.W.B. van der Giessen, M.M.P.T. Herremans, D.W. Notermans, H. Sprong
De ziekte van Lyme is een infectie, die meerdere orgaansystemen kan aantasten en zeer diverse symptomen kan veroorzaken. Deze ziekte wordt veroorzaakt door de beet van een teek die Borrelia burgdorferi bij zich draagt. Sinds begin jaren negentig doet het RIVM dwarsdoorsnedeonderzoek naar het voorkomen van tekenbeten en de ziekte van Lyme.
Tekenbeten en de ziekte van Lyme
worden niet standaard geregistreerd door ziekenhuizen en
huisartsen. Om toch een idee te krijgen van het aantal mensen dat
een tekenbeet oploopt of een erythema migrans (een karakteristiek
symptoom in het begin van de ziekte van Lyme) ontwikkelt, doet het
RIVM om de 4 á 5 jaar onderzoek via huisartsen. In 1995, 2001, 2006
en 2010 ontvingen alle huisartsen in Nederland een kaartje van het
RIVM met de vraag hoeveel patiënten ze in het voorgaande jaar
hadden gezien met tekenbeten of met een erythema migrans. Daaruit
bleek dat het risico op een tekenbeet niet overal in Nederland
hetzelfde is; de belangrijkste risicogebieden liggen in een strook
langs de kust en in het noorden en oosten van het land, en het
risico is nog het laagst in de Rijndelta.
De incidentie van huisartsconsulten voor tekenbeten en erythema
migrans tussen 1994 en 2009 is sterk toegenomen, ondanks
geïntensiveerde preventiecampagnes. In 1994 werd de incidentie van
huisartsconsulten voor erythema migrans geschat op 39 per 100.000
inwoners. Dit aantal is sindsdien vrijwel lineair gestegen tot een
incidentie van 134 per 100.000 inwoners in 2009. De incidentie van
consulten voor een tekenbeet verdrievoudigde van 191 per 100.000 in
1994 tot 564 patiënten met tekenbeten per 100.000 inwoners in 2009.
Omgerekend naar de totale Nederlandse bevolking betekent dit dat
alle huisartsen tezamen in 2009 ongeveer 22.000 patiënten met een
erythema migrans en 93.000 patiënten met een tekenbeet zagen. Uit
een groot bevolkingsonderzoek van het RIVM onder de algemene
bevolking in 2006-2007, bleek dat ongeveer 1,1 miljoen mensen in
Nederland één of meerdere tekenbeten hadden opgelopen, Kortom, één
op de 15 personen met een tekenbeet consulteerde hiervoor de
huisarts, een factor 15 werd ook in eerdere soortgelijke
bevolkingsonderzoeken in 1996 en 2000 gevonden.
Het is aannemelijk dat ook het aantal mensen met complicaties als
gevolg van de ziekte van Lyme aanzienlijk is toegenomen. Voor een
goede bestrijding is het nodig om beter inzicht te hebben in het
vóórkomen van de verschillende ziektestadia van de ziekte van Lyme
en in de risicofactoren voor een ernstig en chronisch beloop. Dit
brengt ook de individuele en maatschappelijke ziektelast in beeld.
De afdeling epidemiologie van het RIVM is daarvoor op dit moment
bezig met het opzetten van retrospectieve en prospectieve
onderzoeken naar het vóórkomen van alle uitingen van de ziekte van
Lyme.
Door de toename van tekenbeten wordt de Nederlandse bevolking ook
in toenemende mate blootgesteld aan andere micro-organismen die in
teken gevonden worden. In Nederlandse veldstudies wordt naast
Borrelia burgdorferi spp (species). ook Anaplasma
spp./Ehrlichia spp., Rickettsia spp. en
Babesia spp. gevonden in teken. De parasiet Babesia
microti, Babesia divergens en Babesia EU1
gevonden in ongeveer 1% van de teken. De bacterie Rickettsia
helvetica wordt gevonden met besmettingspercentages variërend
tussen 6% en 66% afhankelijk van de habitat. De pathogeniciteit van
de laatste bacterie is echter niet onomstotelijk vastgesteld,
waardoor het niet duidelijk is of deze bevinding gevolgen heeft
voor de volksgezondheid.
Om meer inzicht in te krijgen in de risicofactoren voor
tekenoverdraagbare infecties, heeft het RIVM een prospectief
patiëntcontroleonderzoek uitgevoerd in 2007 en 2008. Via ongeveer
300 huisartsen konden patiënten met een tekenbeet of erythema
migrans deelnemen aan het Landelijk Tekenbetenonderzoek door hun
teek in te sturen, samen met een bloedmonster en een vragenlijst
over klinische symptomen en risicofactoren. Elf weken later werd
een tweede vragenlijst en bloedmonster afgenomen. Controlepersonen
met andere klachten dan een tekenbeet of erythema migrans, werden
ook via de huisarts, gevraagd om een controlevragenlijst in te
vullen. De teken werden onderzocht op aanwezigheid van het DNA (deoxyribonucleic acid) van
Borrelia, Ehrlichia, Rickettsia en Babesia. De
gepaarde sera van de patiënten zijn met verschillende tests
onderzocht op antistoffen tegen Borrelia. In totaal deden 670
mensen mee aan het Landelijk Tekenbetenonderzoek, waarvan ongeveer
60% de huisarts consulteerde voor een tekenbeet en 40% voor een
erythema migrans. Uit voorlopige analyses van het Landelijk
Tekenbetenonderzoek blijkt dat Borrelia werd aangetoond in
30% van 323 teken afkomstig van de deelnemers en minstens de helft
van de teken bevatte één of meer van de micro-organismen waarvoor
getest was. Serologisch bewijs voor een vroege infectie kon
aangetoond worden bij slechts 1% van de deelnemers met een
tekenbeet. Bij 3% van de deelnemers waarbij Borrelia werd
gevonden in de teek, kon serologisch bewijs voor een vroege
infectie aangetoond worden. Uit deze voorlopige resultaten blijkt
dat serologie direct na een tekenbeet of na een erythema migrans,
een zeer lage voorspellende waarde heeft voor de ontwikkeling van
de ziekte van Lyme.
Van de deelnemers die in het onderzoek gestapt zijn met een
erythema migrans, kon bij 20% serologisch bewijs voor een vroege
infectie aangetoond worden. Verdere epidemiologische analyse van de
gegevens moet dit jaar nog uitgevoerd worden. Daarbij zullen
risicofactoren worden onderzocht voor tekenbeten en erythema
migrans, onder andere met betrekking tot de aanhechtingsduur van de
teek en de wijze van verwijdering van de teek. Ook zal gekeken
worden naar verbanden tussen symptomen en andere tekenoverdraagbare
micro-organismen.
Auteurs
A. Hofhuis, W. van Pelt, J.W.B.
van der Giessen, M.M.P.T. Herremans, D.W. Notermans, H. Sprong,
RIVM, Centrum Infectieziektebestrijding, Bilthoven
Correspondentie: