De monitoring van de waterkwaliteit in de Zandregio kan efficiënter uitgevoerd worden door droge zandbedrijven alleen in de zomer te bemonsteren en natte zandbedrijven alleen in de winter. Door verschillen in nitraatconcentraties tussen de zomer en de winter zou zo’n efficiëntere monitoring echter wel een verandering van de trendlijnen tot gevolg hebben. Bovendien zouden we met een efficiëntere monitoring belangrijke gegevens missen die kunnen helpen bij het bepalen van effecten van klimaatverandering op de nitraatconcentraties.
Evaluatie monitoring Zandregio
In het LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid) bemonsteren we alle bedrijven in de Zandregio in de zomerperiode om de uitspoeling van nitraat naar het grondwater te monitoren (Zandzomerprogramma, ZZ). Daarnaast hebben we sinds 2004 het onderzoeksprogramma Zandwinter (ZW) om de effecten van uitspoeling op de kwaliteit van het oppervlaktewater vast te stellen. Voor het ZW-programma hebben we 60 bedrijven met sloten en/of buisdrainage, zogenoemde natte bedrijven, uit het ZZ-programma geselecteerd. Op deze bedrijven wordt naast de grondwaterbemonstering in de zomer ook in de winter het grond-, drain- en slootwater bemonsterd. De uitvoering van de twee Zandprogramma’s heeft de vraag opgeroepen of we de monitoring in de Zandregio niet efficiënter kunnen inrichten.
Droge en natte bedrijven: meten in de zomer of in de winter?
Uitspoeling van nutriënten gebeurt vooral in de winter als er nauwelijks of geen gewas groeit en er een groot neerslagoverschot is. Het neerslagoverschot met de opgeloste meststoffen wordt afgevoerd via het oppervlaktewater en/of spoelt uit naar het grondwater. In de winter kunnen de concentraties van de nutriënten relatief sterk fluctueren in de tijd, afhankelijk van de mate en intensiteit van de neerslag. Tijdens de zomermaanden vindt verdamping vanuit het gewas en de bodem plaats, waardoor er niet of nauwelijks sprake is van neerslagoverschot. Er kan zelfs sprake zijn van een neerslagtekort. In de zomer is de hydrologische situatie van het grondwater relatief stabiel met een relatief constante waterkwaliteit.
Op bedrijven zonder sloten, de droge zandbedrijven, komt het neerslagoverschot met de uitgespoelde nutriënten terecht in het grondwater en zorgt voor een behoorlijke grondwateraanvulling. In de zomer bestaat de bovenste meter grondwater vooral uit neerslag van de voorgaande winter en een beperkte hoeveelheid ouder grondwater. Daarom is op droge bedrijven de zomerperiode prima geschikt om het effect van de landbouwpraktijk van voorgaand groeiseizoen op de waterkwaliteit te bepalen (Figuur 1).
Figuur 1: Conceptueel model uitspoeling op droge bedrijven.
Op natte bedrijven komt een groot deel van het neerslagoverschot met uitspoelende meststoffen via drains en oppervlakkig grondwater terecht in het slootwater. Een klein deel van het neerslagoverschot komt in grondwater terecht. In de zomermaanden wordt de kwaliteit van het bovenste grondwater op natte bedrijven daardoor relatief sterk beïnvloed door ouder grondwater (Figuur 2). In dit oudere grondwater is al meer denitrificatie opgetreden, dus zijn de nitraatgehaltes lager. Dit maakt de zomerperiode minder geschikt om op natte bedrijven effecten van de landbouwpraktijk van het voorgaande groeiseizoen op de uitspoeling naar het grondwater te bepalen. Bovendien geeft bemonstering in de zomer geen inzicht in de uitspoeling naar het slootwater in de winter. Op natte zandbedrijven kan daarom beter in de winter gemeten worden.
Figuur 2: Conceptueel model uitspoeling op natte bedrijven.
Hogere nitraatconcentraties in de winter dan in de zomer
Als we natte bedrijven alleen nog maar in de winter gaan bemonsteren, heeft dat effect op de trendlijnen. Op deze bedrijven zijn de concentraties in het grondwater in de zomer lager dan in de winter (Figuur 3). Als deze lagere zomerconcentraties niet meer meegenomen worden bij het bepalen van de trendlijnen, zouden deze voor de Zandregio als geheel hoger komen te liggen.
Figuur 3: Nitraatconcentraties in de bovenste meter grondwater in de winter en de zomer op de natte bedrijven uit het Zandwinter programma.
Inzicht in effect weersomstandigheden
Als we op natte bedrijven alleen nog maar in de winter gaan meten vervalt ook de grote meerwaarde van het ZW-programma. Zomer- én wintermetingen op dezelfde bedrijven geven namelijk inzicht in het effect van weersomstandigheden en moment van monstername op de waterkwaliteit. Uitzonderlijke weersomstandigheden zoals extreme droogte komen steeds vaker voor. Om effecten van klimaatverandering en droogte te kunnen onderscheiden van effecten van het mestbeleid is het juist belangrijk om de zomer- en wintermetingen op dezelfde bedrijven voort te zetten.
Hoewel efficiëntere monitoring in de Zandregio dus mogelijk is, kiezen we er om bovenstaande redenen voor om de monitoring voorlopig te houden zoals het nu is.
Saskia Lukács (RIVM)
LMM e-nieuws mei 2021